Wandelen

Afgelopen weekend gingen we nog eens wandelen met het hele gezin. Dat hing even aan een zijden draadje, want Marcel is geen fan van herfstweer. Maar ik beloofde hem dat het niet ging regenen (en dat was ook echt de voorspelling!) en er was ook niet zo veel wind, dus met een muts op zijn gevoelige hoofd zag hij het dan toch zitten.

Wandelen dus, zo met het gezin. In de herfst. Ik denk dan aan grof gebreide kabeltruien, uitgelaten kindertjes met rode wangen van de gezonde buitenlucht en nadien een heerlijk warme chocomelk bij de open haard.

Gezellig!

Alleen houden Marcel en de kinderen niet van warme truien, hebben wij geen open haard, en krijg ik vaak wat buikpijn van chocomelk. En ook tijdens het wandelen zelf gaat het er niet altijd gezellig aan toe, herfst of niet.

Want meestal heeft Victor na een tijdje mentale steun nodig om de wandeling te vervolmaken, en begint dat op mijn zenuwen te werken.

En Leon is gewoon echt geen fan van wandelen. Hij vindt het godsgruwelijk saai, zelfs met een entertainende Marcel naast zich (‘Pas maar op voor de krokodarissen!’).

Alleen Robin mort niet, en al zeker niet als we in de natuur wandelen. Hij is echt een buitenmens, en dat vind ik werkelijk waar, ondanks mijn gezeur over de immer vieze kleren, echt wel fijn.

Maar goed, gisteren was het dus wél gezellig. Want we deden een léuke wandeling. En dat het toch begon te regenen, vond zelfs Marcel niet erg.

Onlangs werd ik lid van de Facebookgroep ‘Wandelen met kinderen’, en daarin zitten mensen die ook kinderen hebben met korte beentjes en andere interesses, terwijl ze zelf wel graag met hun kroost eens buiten wat beweging hebben.

En die mensen delen in die groep de wandelingen die hun kinderen zonder zeuren uitstapten. Omdat ze wat avontuurlijker zijn bijvoorbeeld, of omdat er een zoektocht te doen is, of een speeltuintje onderweg.

Ik zag er het Totterpad in Meerhout als tip voorbij komen. Voor ons niet zo ver rijden, dacht Marcel, maar dat viel toch een beetje tegen. Ooit wist hij heel veel Vlaamse en Nederlandse gemeenten goed liggen, maar sinds de komst van de GPS is dat stukje brein toch een beetje ingedut.

Maar goed, dat Totterpad dus. Dat is dus een wandeling waar er wat avontuurlijkere dingen te doen zijn, zoals van steen naar steen stappen in het water, over smalle bruggetjes gaan en een houten parcours overklimmen.

Het was een dikke hit bij Victor. En ook bij Leon bespeurde ik toch wat enthousiasme.

We breiden er nog een gewoon stuk wandeling aan vast, en de moraal bleef goed. Er werd gehuppeld (of iets wat er op leek), er werden wedstrijdjes gelopen en er werd zo goed als niet gekibbeld. Wat mij betreft voor herhaling vatbaar, dus. Eens kijken waar we volgend weekend zouden gaan.

Ongestoord

Ik gebruik geregeld de gratis versie van Spotify, en daar hoort natuurlijk reclame bij.

Een glad marketingmannetje bedacht een advertentie die start met het woord ongestoord, zodat we met z’n allen de premiumversie zouden nemen, die niet onderbroken wordt door reclame.

Geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt, en ik heb veel haar. Want ik vind het niet zo storend dat mijn muziek onderbroken wordt door reclame, en heb er al zeker geen tien euro per maand voor over om daarvan af te zijn.

Maar moest ik van Victor een premiumversie kunnen nemen, dan zou ik toch twee keer nadenken. Zo’n versie die niet stoort, bedoel ik.

Want man, man, man… Een lief manneke hoor, daar niet van. En met periodes kan hij zich echt goed zelfstandig bezig houden.

We zitten nu niet in zo’n periode.

Het lijkt wel of hij elke gedachte die hij heeft met iemand wil delen. Wel ja, iemand… Met mij dus.

Hij wil dat er iemand (ik dus) naar hem kijkt als hij autootjes doet crashen of een of andere stunt doet in het grote bed.

Hij stelt onnozele vragen:
‘Mama, vind jij vijf veel?’
‘Vijf wat?’
‘Gewoon vijf.’
‘Dat hangt ervan af, hè, Victor. Ik vind vijf frietjes niet veel, maar vijf grote zakken chips wel.’
‘Ja maar, vind je vijf nu veel of niet?’

Dus ja, ongestoord… Dat zou eens leuk zijn, ja.

Volgende maand ben ik jarig, en ik hoef geen cadeaus, geen bloemen, geen kaarten en ook geen mislukte tekeningen.

Ik wil gewoon eens ongestoord douchen, naar toilet gaan, een blogpost schrijven en/of een gedachte afmaken.

Of ongestoord een videotutorial maken voor de klanten, dat zou ook wel goed zijn. Op die van gisteren staat hij er mee op als achtergrondgeluid, met zijn impressie van een racende sportwagen. Dat heeft ook zijn charmes, zeker? Zucht.

De badkamer

Marcel en ik zitten niet on the same page wat minimaliseren betreft (‘Ge gaat dat toch niet wegdoen?!?’), maar we maakten intussen een interessante afspraak: ik mag uit de kasten halen wat we volgens mij niet gebruiken, maar het moet eerst nog in een doos in de kelder. Wat daar na een jaar nog in zit, mag dan écht weg. Hoera! En ook hoera voor onze grote kelder.

Vandaag ging ik aan de slag in de badkamer.

Ik laat met een ietwat klein hartje zien hoe die eruit zag (hoewel het eerlijk gezegd vaak erger is dan dit). Maarrr, leve de authenticiteit. Zeg mij maar na: haar leven is niet perfect en haar huis ook niet.

Eerst de spoelbakken met daaronder twee grote lades. De bovenste lade wordt gebruikt om de vuile was in te verzamelen, en in de onderste lagen de handdoeken en de washandjes. Veel te veel handdoeken en washandjes.

Dan de grote kast met planken. Daarin stonden alle badkamerproducten (inclusief de voorraad), de toiletzakken, een prullenmandje en de ventilator die we gebruiken om de badkamer te verluchten. En ook de boxershorts van Marcel (die vindt dat makkelijk) en Robin. Want anders doet Robin na zijn douche rustig zijn oude boxershort weer aan, want zijn kleerkast is op een andere verdieping en dat is vér, hoor.

En verder stond er nog vanalles in het bakje in de douche en in en rond het bad. Waaronder een potje dat Victor sinds kort niet meer gebruikt, en speelgoed. Ja, speelgoed, ja. O-ve-ral vind ik dat hier.

Was dit de badkamer van een bende hoarders? Neuh. Maar was ze voor verbetering vatbaar? Hell yes.

Over het opruimproces kan ik kort zijn. Ik haalde alles uit de kasten, maakte ze schoon, gooide in een doos wat we volgens mij niet gebruiken, gooide weg wat gewoon vuilnis was en deelde alles opnieuw in.

Dit kon allemaal weg:

In de lade van de handdoeken zit nu de voorraad (en lege verstuivers waar Marcel mee wil experimenteren), zodat we gemakkelijker kunnen zien wat er nog in huis is, en wat we de eerste tien jaar niet meer hoeven te kopen. Scheermesjes bijvoorbeeld. En wattenstaafjes.

In de grote kast voorzag ik de bovenste plank voor die vreselijk lompe playmobilboot waar Victor graag mee speelt in bad, en het andere badspeelgoed. De handdoeken en washandjes kregen uiteraard ook een plank. Ik hield per persoon drie handdoeken bij, en negen washandjes in totaal. Dat is volgens mij nog ruim genoeg.

In het bakje bij de douche staat nu nog alleen Marcels tandenborstel, scheergerief en een bus shampoo. Een zeepbar mocht ook blijven. De rest mocht weg.

Bij het bad staat helemaal niets meer, maar op de nafoto zo meteen zie je er intussen wel een kleuter in zitten. Want hoe leuk is het om in bad te gaan als mama daar rustig alleen wil zijn met keiluide muziek op (waar jij niet tegen kan)?

En dan nu het leukste (ik neem het je niet kwalijk als je meteen naar hier bent gescrolld): de voor- en nafoto’s naast elkaar!

Aaah. Rust. Eenvoud. Ruimte. Ik ben blij :-).

Victor en zijne kalender

Ik moet toegeven dat het huisonderwijs van Victor de laatste jaren nogal verwaarloosd werd, met zijn grote broers in huis in die laatste jaren basisonderwijs. Te mijner verdediging voer ik graag aan dat hij nog niet leerplichtig was, het voor kleuters extreem belangrijk is om heel veel vrij te spelen en ik wél uitvoerig antwoordde op zijn vele vragen.

En daardoor zit hij qua ontwikkeling min of meer goed, hoor, geen paniek. Hij is op het ene vlak vooruit en op het andere vlak eerder achterlijk eigenlijk, maar zo waren zijn broers ook op die leeftijd en daarmee is het toch min of meer goed gekomen.

Een greep uit wat hij wel kan of kent: een getallenlijn maken met positieve en negatieve getallen (ja, echt, een nerd in de dop is het), de topsnelheid van een Bugatti Chiron, de vervoeging van être, Engelse krachttermen en ein-de-lijk een manneke tekenen zonder allerlei essentiële lichaamsdelen te vergeten.

Maar vraag hem niet om zijn veters te strikken, zijn sokken zelf aan te doen, binnen de lijntjes te kleuren, zelf een knikkerbaan te maken of duidelijk genoeg te articuleren zodat zijn vader hem ook altijd verstaat.

Maar goed, nu Robin en Leon weer naar school gaan, heb ik natuurlijk opeens een zee van tijd vrij om aan mijn jongste telg te besteden.

En dus begonnen we dit schooljaar al goed door elke dag samen knus in de zetel dit ding op schoot te nemen:

Victor is heel graag bezig met dit bord (samen met mij dan toch) en ik vind het serieus waar echt een aanrader. We gaan altijd elk onderdeeltje af en hij zet het dan juist.

Eerst de dag van de week. Die kent hij natuurlijk dankzij mijn talloze enthousiaste vertolkingen van dat liedje van de dagen van de week van Kabouter Plop, waar hij zo van houdt.

OK nee, dat is niet waar. Wel ja, hij kent de dagen wel, maar die kabouters vindt hij maar onnozel. Geef hem maar dat liedje van een of ander Tesla-reclamefilmpje (Believer van Imagine Dragons). Of Michael Jackson, natuurlijk. Nee, ook niet helaas. Barbaren zijn het hier, allemaal!

Daarna de maand, die natuurlijk niet vaak verzet hoeft te worden, maar we overlopen ze altijd wel even. Ik heb niet de indruk dat er iets van blijft hangen voorlopig, misschien ook omdat hij altijd met die klok bezig is terwijl ik de maanden vlijtig opsom.

Dan de dag van de maand, die steeds eentje opschuift (of op maandag drie). Poepsimpel. Getallen zijn hier sowieso favoriet bij hem, van mij heeft hij het niet.

En dan kijkt hij met grote oogjes nieuwsgierig naar buiten om te zien wat voor weer het is. Terwijl hij ’s morgens altijd mee zijn broers naar school brengt op de fiets, en hij dan ook even uit zijn doppen had kunnen kijken. Ach ja.

Aansluitend zet hij het seizoen juist. Dat staat natuurlijk nog juist van de dag ervoor, maar hij duwt dat wijzertje steeds een pietsie beetje verder. Kind toch.

En ten slotte spelen we even met de klok. Hij kan de hele uren intussen, en vindt het fascinerend dat een dag en een nacht altijd samen worden genomen, en dat die samen 24 uur zijn.

‘Maar als ik dan lang slaap, is mijn dag dan korter?’  Slaap maar uit, venteke, een dag duurt begot lang genoeg met jou erbij…

Deze week was niet zo’n topweek, want behalve die kalender deden we eigenlijk niks… Ik wou eigenlijk iets doen voor de Week van het Bos (ja, echt!), maar het is dat hij altijd zo zeurt in het bos, want daar rijden geen coole auto’s of moto’s. Anders wachten we op Week van de Autosnelweg…

Ennn sinds gisteren is hij nog ziek ook, aangestoken door zijn jashatende broer. Het is gelukkig al geen corona, da’s al iets.

Dus ja, volgende week beter zou ik zo zeggen. Of niet. We zullen wel zien, hè. Gene stress.

Die Robin toch

Aansluitend op mijn post afgelopen weekend over de was, wil ik het vandaag graag hebben over Robins kleren. Want ik ben zelf een echte fashionista, en nu hij naar de middelbare school gaat, vind ik het heel belangrijk dat hij er steeds netjes, verzorgd en volgens de laatste hippe trends bijloopt.

OK nee, dat is niet waar.

Ik heb de lat zelfs behoorlijk laag liggen: voor mij is het al goed als hij proper naar school vertrekt, in kleren die min of meer passen en niet kapot zijn. Helaas geraakt Robin er niet over, over mijn lat. Of toch niet in zijn eentje.

Zoals ik eerder al schreef, is hij een heerlijk buitenkind én een smeerkees. Daarbij komt nog dat het hem totaal niet interesseert wat voor kleren hij aanheeft en in welke staat die zich bevinden. Want dat is allemaal maar triviaal. Wie geeft daar nu om, zeg? Dixit Robin.

De afgelopen viereneenhalf jaar kreeg hij thuisonderwijs. En wat hij thuis aanheeft, dat kan mij eerlijk gezegd ook niet veel schelen.

Begrijp me niet verkeerd, ik kan best blij worden van een mooi gekleed kind. Maar ik gaf het min of meer op zodra duidelijk werd dat Robin alles in een mum van tijd vies of stuk maakt, en Leon het liefst van al permanent in pyjama rondlummelt. Het moet wel gezegd: met Victor valt dat allemaal wel goed mee, maar toen die werd geboren had mijn motivatie al een dieptepunt bereikt.

Natuurlijk wil thuisonderwijs niet zeggen dat de kinderen altijd maar thuis waren (uiteraard niet!). De afgelopen vier jaar stonden er meer uitstapjes en speelafspraakjes op de planning dan alle jaren ervoor. En voor die gelegenheden had Robin wel schone, passende en hele kleren aan. Allez ja, toch op het moment dat we thuis vertrokken.

Maar thuis, ik zal het maar zeggen zoals het is, zag hij eruit als een schooier. En dat werd het laatste anderhalf jaar nog erger, want hij groeide nog net zijn vel niet uit, maar wel zijn kleren, en dus waren die behalve kapot en bevlekt, ook nog eens te klein.

Natuurlijk kreeg hij wel eens nieuwe kleren, maar door zijn sletige persoonlijkheid vond ik het niet zo’n goed idee om hem die thuis te laten dragen. And he couldn’t care less.

Maar goed, sinds dit schooljaar gaat Robin weer naar school, en is het elke ochtend mijn missie om hem daar met propere, hele en passende kleren naartoe te sturen.

Zijn garderobe is inmiddels strikt verdeeld in goede en slodderkleren. De goede kleren zijn er om ergens mee naartoe te gaan, en die mag hij thuis ook gerust dragen, binnen, of eventueel buiten om te gaan fietsen of steppen. Maar nietttt om zijn dieren te gaan verzorgen en ook niettt om buiten te gaan bodderen in de modder. Daarvoor dienen zijn slodderkleren dus.

Omdat Robin totaal niet bij machte is om zijn goede kleren van zijn voddekes te onderscheiden (ongelooflijk vind ik dat), legde ik ze in zijn kast op twee verschillende planken (en hij heeft in totaal ook maar twee planken). 

Maar dat lukte dus niet, want hij kon blijkbaar niet onthouden welke plank voor welke kleren was, en neeee, hij kon dat er totaal niet aan zien! En dus liggen de slodderkleren nu in het zicht (zucht) in de veranda, van waaruit hij naar de dieren vertrekt. Kwestie van het hem zo gemakkelijk mogelijk te maken.

Dus in het ideale geval gaat het zo: ’s morgens, als wij nog allemaal slapen, verzorgt hij zijn dieren, met zijn slodderkleren aan. En dan als hij klaar is, doet hij onder mijn wakend oog iets schoons en heels aan, waarmee ik hem met een gerust hart naar school kan laten gaan. Simpel toch?

Nee gij.

Want elke ochtend is het een verrassing: heeft hij het juist gedaan, of ging hij lekker in pyjama naar de dieren? Die dan zichtbaar vies is, en waar hij dan (uiteraard!) niet meer mee in bed mag, zó overdreven joh.

Of heeft hij de goede kleren van de vorige dag aangedaan voor zijn dieren, omdat hij die toevallig ergens tegen kwam? Zodat daar nu kippenstront aanhangt, of konijnenhaar, en zeker modder, en als ik pech heb is hij ook nog per ongeluk ergens in blijven hangen en zijn ze stuk.

En ja, dan zeur ik ‘altijd maar weer over die stomme kleren, ik wíl het niet meer horen, het maakt helemaal niets uit wat ik draag, en op school zijn ze trouwens allemaal vies.’ Euh, nee, kind, dat zijn ze niet. En wat zoudt ge doen als ze op school allemaal in ne put springen?

Ach ja, als het dat maar is… Hij heeft een lief karakter, en is zo gezond als een viske. Ik zal me daar maar aan optrekken, zeker?

Die eeuwige was

In een gezin van vijf is de was best een grote klus. En als een van de gezinsleden dan ook nog eens een smeerkees is zoals Robin, ja, dan heb je er wel echt je handen aan vol.

Van wie hij het heeft is een raadsel, want Marcel en ik zijn allebei gewoon netjes. En Robin vroeger ook, eigenlijk. Als klein jongetje leek hij zelfs wat smetvrees te hebben.

Vingerverven? Geen denken aan, die smerige verf op zijn handen!
Lekker spelen in de zandbak? No way! Want dat vieze zand kruipt overal tussen, hoor.
En er is zelfs een periode geweest dat hij aan tafel na elke hap zijn mond schoonveegde.

Overdreven, dat vind ik ook.

Maar nu overdrijft hij langs de andere kant.

Onlangs zei hij ‘dat hij het niet meer erg vindt om vies te zijn’. No kidding.

Had ik niet gedacht, hoor, van het kind dat rustig met zichtbaar vieze handen en nagels aan tafel komt, en dan verontwaardigd is dat hij ze toch echt eerst moet wassen. Dat zijn handen tijdens het eten altijd maar weer aan zijn trui afveegt. Dat je bijna letterlijk onder de douche moet schoppen of hij zou zich rustig twee weken niet wassen. Waarvan je duidelijk minder ondergoed in de was terugvindt dan van zijn broers.

Soms kan ik bijna niet geloven dat deze nonchalante halve landloper van een zoon ooit een heerlijk ruikend pietje-precies was. En ik geef toe dat ik er niet goed tegen kan.

Maar goed, de was dus. Voor de kinderen koop ik sowieso niet veel kleren, en ik heb die van mij en Marcel al eens min of meer geminimaliseerd, dus we moeten wel kort op de bal spelen, of er moeten er in hun blote pielemuis naar school. Marcel en ik werken grotendeels van thuis uit, dus wat we daar dragen (of niet), dat maakt niet veel uit.

We hebben wel een goede taakverdeling gemaakt: Marcel wast (nee, niet met de hand) en hangt op, en ik vouw en leg in de kasten. Behalve de kleren van de oudste jongens, die doen dat zelf. Oh, en ik strijk ook. Heel af en toe, een beetje. Maar Marcel nooit, en ik wel, en dus vermeld ik het graag even.

En het is niet dat alle huishoudelijke taken hier netjes gepland staan (hell no), maar bijna elke zaterdag vouw ik de berg was van de voorbije week. En als Victor me niet onderbreekt, vind ik dat leuke me-time, want intussen kijk ik op YouTube videoclips van de jaren negentig, audities van talentenshows, Britse stand-up comedy of video’s over minimalisme.

En van die laatste raak ik dan geïnspireerd, en wil ik aan de slag in huis. Vandaag schreef ik eerst deze blogpost, en tja, misschien moet ik eerst maar weer video’s kijken, want de inspiratie is nu ver te zoeken. Maar misschien straks. Of misschien ook niet. ’t Is weekend hè zeg.

Schermen (nee, niet de sport)

Nu niet om op te scheppen, maar wij hebben hier twee laptops en drie tablets in huis. En een paar smartphones ook, en digitale tv. En een supersnelle internetverbinding natuurlijk.

Maar als Marcel me niet tegenhoudt, vliegt dat verdorie allemaal buiten, en wel vandaag nog. OK niet alles, want bedrijf aan huis hier, maar toch veel.

Want. Ik. Ben. Het. Zat. Wat een vergif voor mijn kinderen, die schermen!

Nu, zolang ze erop bezig zijn, is het hier peis en vree, hoor. Op dat nare stemmetje in mijn hoofd na dan, dat me eraan herinnert dat dat toch niet zo goed is, die kinderen achter een scherm.

Want die hersentjes. En die oogjes. En dat gedrag achteraf, verdekke!

De schermtijd is hier beperkt tot 70 minuten per dag. Blijkbaar be-la-che-lijk kort, schandalig gewoon. Want álle kinderen van Leons klas mogen helemaal zelf kiezen hoe lang ze gamen, hoor!

En daarom hoort hij ook steeds het belletje niet dat het einde van die schermtijd aankondigt. Is het steeds ‘Nog heel even!’ als wij hem er met grof geweld achteruit proberen te schoppen, onmensen die we zijn. Lijkt hij vaak te wachten tot hij er weer op mag, in plaats van leuk te gaan spelen.

En probeert hij er steeds wat meer tijd bij te pingelen:
‘Mag ik even iets opzoeken?’
‘Tuurlijk, leergierig kind van me, doe gerust.’
Dat was dus voor ik wist dat hij alleen maar dingen over Minecraft opzocht, of over hoe Hollandse scheld-YouTubers computerspelletjes spelen. In het vervolg kan hij naar de bieb om even iets op te zoeken.

Met Victor gaat het al niet veel beter. Die is de hele dag thuis, en komt bij tijden rustig elke vijf minuten iets vragen/vertellen/eisen, en dan vooral in periodes dat we veel werk hebben (en dus minder kwalitatieve aandacht voor hem, ik weet wel dat het daarmee te maken heeft). Maar dan krijg je dus helemaal niks gedaan.

En tja, dan gebeurt het wel eens dat dat kind veels te lang achter zo’n scherm hangt. Want gemakkelijk, en rustig, en héérlijk stil.

Maar daarna! My God. Slechtgezind. Komt helemaal niet meer tot spelen. Zeurt voor meer scherm., en nog meer, en nóg meer. Niks geen schattige kleuter meer. Een verslaafde maniak, ja!

En Robin dan, mijn buitenkind. Dierenvriend. Natuurmensch. De jongen met de kippen en konijnen en kampen in de tuin. Die hangt sinds kort het liefst gewoon in de zetel met zijn smartphone. En dan bij voorkeur met Leon en Victor, die hun schermtijd al op hebben, naast zich.

En dan nog te bedenken dat die smartphone er eigenlijk gekomen is omdat hij normaal alleen naar school zou gaan en ik wou dat hij ons kon bereiken als er iets was. Bus gemist of zo, of lekke band. Je kent het wel. Wat wij in onze tijd gewoon zelf moesten oplossen.

Enfin ja, in de praktijk fietsen Marcel en/of ik nog altijd mee, en dus is die smartphone eigenlijk overbodig. Robin vindt van niet natuurlijk.

Zonder smartphone weet hij bijna niet meer wat te doen. De dieren verzorgen en een beetje rondfietsen in de buurt, dat doet hij nog. Maar voor de rest is het hier blijkbaar dodelijk saaiiii.

En als ik dan vertel wat ik als puber vroeger deed, in een huis waar geen smartphone was, of kabelteevee, en zelfs geen internet, dan rolt hij met zijn ogen.

Naar muziek luisteren, Michael Jackson bijvoorbeeld?
‘Michael Jackson is stom.’ Nee, barbaar, die is helemaal niet stom!
Een boek lezen?  
‘Euh, nee!’
In een dagboekje schrijven?
‘Euh, NEE!!!’
Vlijtig (of zuchtend) huiswerk maken?
‘Ik heb nooit huiswerk.’

Ik voel het, ik ga zo’n oud vrouwtje worden dat het altijd maar heeft over de goeie, ouwe tijd, en over die verwende jeugd van tegenwoordig. Ik ben begot al goed op weg.

De winterspullen

Halleluja! Ik zette vandaag een stap richting minder spullen in ons huis. Want ja, wat doe je op een druilerige zondagnamiddag als je gezinsleden lamlendig in de zetel hangen? Erbij gaan hangen normaalgezien, ik geef het toe. Maar vandaag was ik om een of andere reden opruimwoedend, en dat kon ik toch niet zomaar voorbij laten gaan.

Ik heb me op onze winterspullen gestort. De winterjassen, mutsen, sjaals en handschoenen dus. Want ’s morgens begint het toch al fris te worden op de fiets, en een mens kan maar voorbereid zijn (als ik nu ’s avonds ook eens altijd voorbereid zou zijn op een bende hongerige kinderen, hè…).

Aan de voordeur hebben we een vrij bescheiden kapstok voor een gezin van vijf. Die is meer dan groot genoeg voor de jassen van dat seizoen en de schoolrugzakken, maar als iedereen er ook truien, fluohesjes en niet-meer-in-gebruik-zijnde jassen gaat of laat hangen, ja, dan werkt het niet echt.

De kapstok zag er zo uit:

Je zou het niet zeggen, maar hier was eigenlijk niets te minimaliseren. ’t Is te zeggen, er mocht heel wat van die kapstok af en op de juiste plaats, maar het waren allemaal spullen die we gebruiken.

De kinderen hebben elk gewoon één jas. Robin een softshelljas, die wil niks anders. Man, wat een gedoe is het al geweest om een jas voor dat kind te kopen.
‘Die is te warm, ik kan bijna niet meer ademen!’
‘Aaargh, ik kan niet tegen die stof, ik krijg daar kippenvel van!’
‘Neeee, ik kan niet bewegen in deze jas!’

Een softshelljas kan hij net verdragen, maar alléén als het hard regent of bitterkoud is. Anders bibbert hij zich wel warm met alleen een trui aan. Want ‘jassen zijn stom’. OK kind, doe maar, maar kom niet zeuren als je COVID krijgt.

Leon heeft zijn drie-in-een jas van vorig jaar waar hij nu de minder warme versie van draagt. En Victor, de koukleum des huizes dan nog, was tot voor kort een sukkelke met een jas met kapotte rits die nog van zijn broers was geweest. Als liefdevolle moeder heb ik vorige week voor hem een winterjas gekocht.

Marcel en ik hebben wat meer jassen, maar hé, wij groeien niet meer (in de lengte toch niet, en in de breedte gelukkig niet in die mate dat we uit onze jassen groeien), maar voor de winter heeft hij er gewoon ene en ik twee, waarvan ik er eentje veel gebruik (die moet dus aan de kapstok), en de andere nog echt mooi is, maar minder praktisch want van wol en moeilijk zelf te wassen. Maar die mag niet weg.

Enfin, aan de kapstok in de hal hangt nu dus gewoon één jas per gezinslid en de schoolrugzakken. Dat ziet er dan zo uit (zonder Marcels winterjas, die volgens mij in de auto ligt):

Dan de mutsen, sjaals en handschoenen. Die zaten allemaal frisgewassen in de halkast, hoe voorbeeldig al.

Mijn idee was om gewoon voor iedereen 1 muts, 1 paar handschoenen en 1 sjaal te houden. Een blik op de kast zoals die eruit zag, zegt dat we meer in huis hadden:

Ik voorzag voor Robin en Leon elk een plank met hun sokken (die kinders lopen thuis standaard op blote voeten rond en willen niet elke keer boven sokken gaan halen als we weggaan, fair enough), hun sacoche (hehe), en een muts, sjaal en handschoenen.

Ideaal zeg ik! Die gaan voortaan gewoon altijd direct vinden wat ze nodig hebben, zónder dat aan mij hoeven te vragen. Please.

Op de plank erboven liggen de sjaals, mutsen en handschoenen van Victor, Marcel en mij en wat reservespullen. Voor als iemand zijn spullen op school vergeet bijvoorbeeld. Of ergens heeft laten slingeren en niet meer weet waar.

Ik weet het, het kan minimalistischer. Maar ik ben toch al niet zo erg als Marcel, want in de kast zitten ook nog drie paar leren handschoenen van hem, die ik hem nooit heb weten dragen, maar die hij pertinent niet wil wegdoen. Zucht.

Jamaar, wat mocht er dan wel weg? Ahaaa! Een paar dingen waar alle kinderen uitgegroeid zijn, versleten, uitgelubberde spullen, en een grijze muts van Marcel die hem er terminaal ziek doet uitzien. Er zijn vast mensen die daar wel mooi mee zijn. In de kledingcontainer ermee!

Nog even de voor- en nafoto’s naast elkaar, want zo hoort het nu eenmaal:

OK, en dan nu even mijn gezinsleden roepen om dit alles te komen aanschouwen. En hen met allerlei vreselijks te bedreigen als het begot zo niet blijft!