Hoera, herfstvakantie! Stiekem vind ik het best goed dat ze een week verlengd werd, en dan bedoel ik niet alleen uit coronaoverwegingen. Want hoewel Robin en Leon graag naar school gaan, is deze pauze meer dan welkom.
‘Het zou beter zijn als het altijd vier dagen school was en drie dagen weekend, hè?’ Ja, jongen, dat vind ik ook al zo’n dertig jaar.
Robin kreeg deze vakantie extra bundels wiskunde en Frans mee, voor als de scholen onverhoopt toch nog langer dicht blijven.
En dat doet me denken aan de lockdown afgelopen lente, toen de scholen effectief een hele tijd sloten. Toen zo veel mensen me aanspraken over thuisonderwijs.
‘Amaai, ik heb wel echt respect voor jou gekregen hoor, nu ik weet wat dat is, thuisonderwijs geven.’
‘Pfff, niks voor mij, dat thuisonderwijs. Ik snap niet dat jij daarvoor kiest.’
En vooral:
‘Voor jullie is die lockdown geen verandering zeker hè, jullie waren toch al altijd thuis.’

De term thuisonderwijs gebruiken voor het afstandsonderwijs van vorig schooljaar, tja, dat zou wat mij betreft bij wet verboden moeten worden. Want mensen hádden al zo’n verkeerd beeld van thuisonderwijs, en dat is intussen alleen nog versterkt.
De enige gelijkenis die ik zie tussen dat afstandsonderwijs en de manier waarop wij thuisonderwijs deden (en in de toekomst wellicht met Victor zullen doen), is dat er niet naar school werd gegaan.
Want eerst en vooral wil thuisonderwijs niet zeggen dat je altijd maar thuis bent, zo gezellig aan de keukentafel met je neus in de boeken. Verre van. Met die lockdown konden ook mijn kinderen opeens niet meer naar hun hobby’s, moesten ze hun vrienden en familie missen en vielen al onze uitstappen weg. En daar werd niemand vrolijk van.
Ten tweede kozen wij bewust voor thuisonderwijs, en hadden we de tijd en de vrijheid om uit te vissen welke manier van onderwijs bij ons en onze kinderen paste.
Verplichte Zoomsessies en ellenlange rijtjes oefeningen dus niet. Ik vraag me af bij wie wel.
In ieder geval renden mijn kinderen net niet hard gillend weg van werkboeken en -blaadjes. En dus lieten we die zo veel mogelijk achterwege, en zocht ik naar leukere manieren om met de verplichte leerstof bezig te zijn.
Ze maakten een spel met quizvragen over het oude Egypte. Ze rekenden uit hoeveel (hypothetische!) nakomelingen onze bende konijnen na een jaar zouden kunnen hebben. Ze speelden Wie is het? in hun Frans-met-haar-erop. Om maar een paar voorbeelden te noemen.
En daarnaast deden ze ook wel eens gewoon saaie oefeningen, hoor, ik wil het niet mooier voorstellen dan het was.
Dus was het hier altijd een gezellige boel? Hell no.
‘Frans is stom!’
‘Hoofdrekenen heeft echt geen nut. Dat reken je toch gewoon uit met je smartphone later?’
‘Ze begrijpen toch wel wat ik bedoel hè zeg, dat dat fout geschreven is boeit niet!’
Hier werd gezeurd, op andermans schrift gekrabbeld, gezucht en meer op mijn zenuwen gewerkt dan ik ooit had kunnen vermoeden. Maar het was beter dan enig afstandsonderwijs in lockdowntijden ooit kan zijn. En echt totaal niet te vergelijken.