‘Jullie waren ook zo, hoor’

Ik heb deze dagen een kind dat bromt en hele avonden met zijn lange lijf in de zetel hangt. Ik heb een kind dat de helft van de tijd Engels spreekt met een accent dat ik niet kan thuisbrengen. En ik heb een kind dat maar niet genoeg kan krijgen van het spelletje ‘ik verstop me op een van mijn vaste plaatsen, en dan roep ik dat mama me mag komen zoeken, waardoor ik meteen verklap waar ik verstopt zit’.

Die eerste twee kinderen vinden dat derde kind bij tijden ontzettend dom. Dat komt omdat ze vergeten zijn dat ze zelf ook ooit zo waren.

Vele jaren geleden speelde Robin verstoppertje met zijn opa, maar vond hem écht niet terwijl die gewoon in de zetel zat met een dekentje over zijn hoofd. Alleen over zijn hoofd, ja.

En onze eloquente Leon, die als kleuter volgens zijn juf toch zo’n enorme woordenschat had, sloot als driejarige menige discussie af met een verontwaardigd ‘En trouwens!’, waarna hij parmantig weg stapte zonder er nog iets achter te zeggen.

Victor is ook bezig zijn woordenschat uit te breiden. Vandaag hoorde ik hem voor het eerst het woord ‘namelijk’ gebruiken, en dan nog twee keer vlak na elkaar, in dezelfde zin.

‘Hallo namelijk… Ik ben namelijk een politieagent van vijfentwintig jaar.’

Hij is nog steeds heelder dagen bezig met politieagentje spelen, ja. En ik weet het, buurtpolitieagent Andy Peelman komt ook niet al te snugger over, maar Victor doet er toch nog een schepje bovenop. Toen hij me onlangs wou inrekenen, ook al had ik helemaal niets gedaan, had hij zijn twee handen nodig om me in bedwang te houden. En dus legde hij zijn revolver maar neer. Vlak naast me. Hèhè.

Maar goed, er is wel een leerproces, want hij heeft wel onthouden dat dat niet zo verstandig was. Nu gaat hij zijn revolver een eindje verderop leggen, om dan daarna terug te komen voor de handboeien. Al een geluk dat ik in het algemeen zo’n brave crimineel ben, die netjes wacht.

Verder kwam hier ook nog het woord ‘stijlvol’ voorbij.

‘Mama, vind je dit een stijlvol vliegtuig?’
Nee, vriend, ik vind dat een lomp legogeval waar veel te vlug blokjes afbreken, maar omdat jij het bent, zal ik doen alsof ik het ook heel mooi vind.

Dat ‘stijlvol’ zal wel van de reclame komen, denk ik. Ik hoorde hier ook al ‘Wie kan rekenen, rekent op Dreft’, en onlangs kwam hij vragen of hij slaapproblemen had.

‘Nee, slaapproblemen heb je niet, maar het duurt de laatste tijd wel heel lang voor je ’s avonds eindelijk wilt proberen om in slaap te geraken, hè.’

‘Ah, want anders is er nu iets op tv dat kan helpen.’

Nee, kind, ik ga u geen slaappilleke geven. Voorlopig toch nog niet…

Dagplanning deel 1

Ik schreef het al eerder tussen de regels door: ik vind het best zwaar om elke godsganse dag een kind thuis te hebben.

Ik vind het wel nog veel zwaarder om elke dag een kind naar school te brengen, waar het totaal niet krijgt wat het nodig heeft en daardoor diep ongelukkig wordt. Dat heb ik veel te lang met vooral mijn arme Robin gedaan, en als ik daar te lang over nadenk, dan wil ik hem helemaal platknuffelen en nooit meer loslaten, maar dat zou hij ongemakkelijk vinden dus doe ik het maar niet.

Bij Victor, die we even goed Robin 2.0 hadden kunnen noemen, maken we niet dezelfde fout, no way José.  En het gaat goed met hem, hij huppelt hier door het huis en is gewoon blij. Alleen ik dus niet altijd.

Vooral het nooit eens echt alleen kunnen zijn, weegt al eens door.

Want zo’n kind houdt je wel bezig. Ik ben totaal geen knutselmama die al koekjes bakkend kinderliedjes zingt. Dat treft wel, want Victor is ook totaal geen knutselkind, hij houdt niet van kinderliedjes en de koekjes van de winkel vindt hij ook best lekker.

Maar hij heeft wel graag een gesprekspartner die steeds paraat staat om de legovliegtuigen die hij heeft laten crashen mee opnieuw in elkaar te zetten of die zijn zelf bedachte sommen uitrekent. En daar heb ik echt niet altijd zin in.

Ik vind het ook niet leuk om tijdens mijn werk steeds onderbroken te worden door een ‘Weet je hoe snel de snelste auto ter wereld kan?’, een ‘Kijk eens, mama!’, een ‘Kun je mijn broek nog eens binden?’ of een ‘Nee, ik moet niet plassen, ik vind het gewoon leuk om aan mijn piemel te zitten.’

Om eerlijk te zijn wil ik eigenlijk niet bezig zijn met de praktische dingen die bij kinderen horen, en ook niet met de praktische dingen die met het huishouden te maken hebben.

Maar uiteraard heb ik niks te willen. Want de kinderen zijn er, en natuurlijk zou ik ze niet meer kunnen missen. Toch niet permanent. En we moeten eten, er moet opgeruimd worden en de kleren moeten gewassen.

En om daar in de toekomst zo min mogelijk brain space aan op te offeren en om minder achter de feiten aan te hollen (‘Miljaar, ik moet de was nog ophangen!’), maakte ik vandaag een dagplanning. Niet dat ik zo hou van structuur en routine (helemaal niet, eigenlijk), maar een mens moet toch wat als ze niet content is met hoe het nu gaat.

De planning is een hopelijk realistisch idee van hoe de dag vlot zou kunnen lopen. Victor krijgt er structureel echte onverdeelde aandacht, zowel binnen als buiten, zodat hij daarna welgezind zelfstandig kan spelen zonder steeds aandacht te komen vragen. Fingers crossed.

Er staat ook een uur ingepland voor mij, om alleen te gaan wandelen. Nee, niet met een kind op zijn fietske ernaast. Alleen. Marcel staat dat uur in voor Victor, en hij kijkt er zeker keihard naar uit, naar die kostbare vader-zoonmomenten.

En verder begin ik elke dag stipt (bwa ja) om kwart voor vijf aan een gezond en evenwichtig avondmaal, waarvoor Marcel de boodschappen heeft gehaald. Zodat ‘WEERAL BOTERHAMMEN?!?’ ‘Sorry, Robin’ (bijna) niet meer voorkomt.

Over een week of twee laat ik weten of het lukt, de planning volgen. Oftewel: of Victor zich een beetje houdt aan wat ik voor hem voorzien heb. Want ik hoor hem in gedachten al zeggen: ‘Ja maar, ik ben juist zelfstandig en in stilte aan het spelen, waarom moeten we nu naar buiten, zeg?’ OK nee, ik hoor hem eigenlijk iets anders zeggen, maar ik wil niet te negatief doen.

Spannend, hè? Wat een avontuur is mijn leven toch. En dan ga ik nu eens kijken wat we gaan eten. Zucht.

Pratende kinderen

Het bijna tweejarige dochtertje van een vriendin praat nog bijna niet. Ze zegt wel mijn naam (uiteraard, want ze is slim en heeft al goed door dat haar tante Elke kweetnihoetof is), en mama en papa, de naam van een van haar broers en Winnie de Poeh. En verder loeit ze hartstochtelijk als ze honger heeft. Ah ja, want er staat een koe op de yoghurtpot.

Maar dat is het zowat, en dat is niet echt om over naar huis te schrijven voor een kind van haar leeftijd. Maar goed, ze begrijpt alles en ik weet zeker dat we binnenkort terug verlangen naar de tijd dat het bij die paar woordjes bleef.

Victor was ook zo. Die zei op zijn tweede verjaardag nog bijna niets (hij had wel een uitgebreide gebarentaal ontwikkeld), maar schoot een paar weken later in gang, om binnen het half jaar vlekkeloze samengestelde zinnen te maken.

Hij is sindsdien ook niet meer gestopt met praten. Tenzij we bij mensen zijn die hij niet goed kent, en die dan denken dat hij thuis ook altijd stillekes op schoot zit. Euh, nee.

Maar goed, een kind dat vroeg praat, is ook niet alles.

Voor Robin kon praten, vroeg ik me geregeld af wat er allemaal in zijn hoofdje omging, want hij kon zo bedachtzaam kijken.

Niet erg veel, zo bleek. Want eens hij het wel kon, zei hij zo vaak hetzelfde dat ik er mentaal bijna aan onderdoor ging.

‘Bal!’
‘Ja, dat is een bal, hè.’
‘Bal!’
‘Ja, daar ligt een bal, Robin, ik zie het ook.’
‘Bal!’
‘Uhu.’
‘Bal!’
Stopt ermee!

Maar OK, als kleuter deed hij me wel vaak versteld staan van waar hij allemaal over nadacht. Hij stelde diepe levensvragen, en boog zich over wetenschappelijke kwesties die ik steevast moest googelen.

Victor doet dat ook soms. Maar veel vaker gaat het zoals vanochtend. Het eerste wat vandaag uit zijn mond kwam, bloedserieus dan nog, was: ‘Ik weet waar grondkak op rijmt en ik zal het zeggen. Kontkak.’

Fair enough, het rijmt inderdaad. Een kus van de juffrouw en een bank vooruit, vriend.

Ik prijs mezelf wel echt gelukkig met dit kind. Want wat een onuitputtelijke bron van inspiratie is hij voor deze blog. Anders was ik zeker al lang uitgeschreven.

De buurtpolitie

Victor is fan van De Buurtpolitie, een serie waarin waargebeurde verhalen vaak tenenkrommend ongeloofwaardig worden nagespeeld.

Maar hij kijkt niet voor de acteerprestaties, hoor, maar wel omdat hij de politie en alles wat daarmee te maken heeft geweldig interessant vindt.

Marcel en ik vinden het meer dan goed dat hij er geregeld naar kijkt.

Want wat leert hij er veel van!

Om te beginnen het dialect van Andy Peelman, een van de hoofdacteurs. Typisch.

Maar OK, dat krijgen we er wel weer uit. Hopelijk snel.

Gelukkig leert hij ook nuttige dingen. Zo gebruikt hij nu geregeld het NAVO spellingsalfabet, al gaat dat nog niet helemaal goed (‘De nummerplaat is Bravo Schavo vier vier twee’).

En verder kwamen de lichaamsdelen hier vandaag nog eens aan bod:
‘Mama, ik ga je arresteren, hè. Ga eens op het bed liggen.’
Ik deed het nog ook. Veel te goed, zeg ik u.
‘OP UW RUG! OP UW RUG!’
‘Euhm, ik lig op mijn rug, hè.’
‘Ah ja… OP UW BUIK! HANDEN OP UW RUG!’
En daarna: ‘Heeft u iets mis gedaan?’ Waarmee ik meteen ook illustreer dat hij de beleefdheidsvorm begint te gebruiken.

Buiten al dat leren, inspireert de serie hem ook enorm in zijn spel. Sinds kort loopt hij hier steevast rond met een paar handboeien en een kermisrevolver half in zijn broek. Die daardoor hopeloos afzakt, maar dat neemt hij erbij.

Hij trekt de toiletdeur met een ruk open en roept: ‘POLITIE!! HANDEN OMHOOG! OP UW KNIEËN!’, wat we dan niet doen, voor alle duidelijkheid, maar hij geeft tot nu toe niet op.

Hij sluipt overal binnen als een volleerd lid van het interventieteam, en draait dan om zijn as met zijn revolver in de aanslag.

En tijdens het eten gisteren zei hij: ‘Ik ga efkes mijn walkietalkie halen, hè, en als ik een oproep krijg, moet ik wel direct vertrekken, hè.’

En onderweg terug naar de tafel hoorden we hem zeggen:

‘Hallo dispatch, Alfa 121 hier, is er ondertussen al iets binnengekomen?’, waarna hij met krakende stem iets onverstaanbaars antwoordde.

Uiterst entertainend, zo’n kleuter. Wie wil, mag hem na corona gerust eens lenen.

Voorlezen

Als toegewijde ouders namen Marcel en ik vanaf de prille kindertijd van Robin en Leon ruim de tijd voor een verhaaltje voor het slapengaan. Want voorlezen heeft ontzettend veel voordelen.

Zo verruimt het de woordenschat van je kind. Al worden er hier heel veel woorden gebruikt door de kinderen waarvan ik absoluut zeker weet dat we ze nooit hebben voorgelezen.

Het zorgt er ook voor dat kinderen boeken leuk gaan vinden, en dan later zelf graag en veel gaan lezen. Dat is vooralsnog alleen met Leon gelukt, maar dan wel dubbel en dik en intussen zelfs in het Engels, dus ik ga niet klagen.

En het is natuurlijk echt quality time met je kind. Voor het kind dan. Ik werd er persoonlijk niet vrolijk van om na een lange dag voor de honderdste keer hetzelfde verhaaltje voor te lezen aan een peuter of om tijdens het voorlezen ettelijke keren onderbroken te worden door een vragenstellende kleuter. Al liet ik dat natuurlijk niet merken. Meestal toch niet.

Ik heb het hem niet gevraagd, maar ik durf zomaar te stellen dat ook Marcel niet altijd intens genoot van dat voorlezen ’s avonds. Bijvoorbeeld omdat hij meer dan eens in slaap viel tijdens het voorlezen, zomaar middenin een zin. Wat de kinderen niet konden appreciëren (‘PAPA!’).

Robin en Leon zijn de verhaaltjes voor het slapengaan intussen ontgroeid, maar voorlezen is wel altijd een vast onderdeel van ons thuisonderwijs geweest. Het was hun favoriete onderdeel, en het mijne eigenlijk ook, want we hingen dan knus in de zetel, er werd niet gemopperd en de boeken werden naarmate ze ouder werden ook steeds leuker.

Behalve Robin en Leon loopt er hier natuurlijk nog een derde kind rond. Het enige kind dat als peuter en kleine kleuter weinig interesse had in boeken, tenzij er voertuigen of een hikkende kip in stonden, en dan nog. Het enige kind ook dat jarenlang maar zelden het geduld kon opbrengen een verhaaltje uit te zitten.

Ik begon me al zorgen te maken over Victors woordenschat, zijn latere liefde voor boeken en onze gezamenlijke quality time. Nee, niet echt. Maar ik ben wel blij dat het tij een paar maanden geleden gekeerd is. Intussen is voorlezen een rotsvast onderdeel van zijn slaapritueel geworden.

Een paar weken geleden begonnen we in Pluk van de Petteflet. Oftewel Plek van de Putteflut, aldus Marcel, tot hilariteit van Victor. Een boek dat ik al een paar keer had voorgesteld, maar dat steeds op een ‘nee’ van Victor stuitte. Want het was geen leuk boek. En dat vond hij best een weloverwogen oordeel, ook al baseerde hij het alleen op de kaft van het boek.

Maar intussen smult hij ervan, en komt het overdag terug in zijn spel. En sinds we een paar dagen geleden het hoofdstuk over de Lispeltuut lazen, die schelp van Pluk die de ‘s’ als een ‘f’ uitspreekt, heeft hij er een nieuw spelletje bij, waarbij hij helaas wel meer letters door de ‘f’ vervangt. En waarbij hij mij helaas betrekt, want het heet ‘Mama, wat zeg ik?’

‘Fafa if lief.’ (papa is lief),
‘Ik fijf nooit mif.’ (ik wijs nooit mis),
en natuurlijk
‘Fefla model F’ (Tesla model S).

Wat een intellectuele uitdaging is dat ouderschap toch. Ik kan er maar geen genoeg van krijgen.

Zondag

Zondag is mijn favoriete dag van de week. Eerst en vooral omdat ik niet vroeg moet opstaan. En ook omdat ik het gevoel heb dat er niks moet op zondag.

Op zaterdag doen we al eens boodschappen, en wat kleine klusjes, en de was moet opgeplooid. Maar zondag lijkt zo vrij te zijn.

Wat een illusie is, want op maandagochtend komt de poetsman en dus moet op zondag de nest van de week opgeruimd worden. Wat niet allemaal door mij moet gebeuren, maar de kinderen doen het niet bepaald uit zichzelf. En daarbij komt nog dat Robin ‘moet bekomen van de zware schoolweek’ en met rust gelaten wil worden in het weekend. Ja vriend, laat je spullen dan ook niet overal rondslingeren, hè.

In de praktijk komt er zondag vaak niet veel in huis van dat opruimen, waardoor ik maandagochtend nog aan de slag moet, wat elke keer binnensmonds vloekend gebeurt. Maar laat ik maar niet beginnen over maandagen, want dan wordt deze post helemaal anders.

Op een ideale zondag spelen de kinderen vreedzaam en rustig en houdt ook Marcel zich in stilte bezig.

Deze zondag komt aardig in de buurt. Leon is gaan spelen bij zijn knuffelcontact en Robin en Victor kijken samen met Marcel, die een dutje hoopt mee te pikken, naar een documentaire. Die Victor zo te horen niet erg interessant vindt, maar goed.

Momenten als deze zijn me overdag nog veel te zeldzaam, en daarom heb ik vaak keuzestress als ik onverhoopt echt ongestoord kan doen wat ik wil.

Er zijn mensen die dan een kast gaan opruimen of van de gelegenheid gebruik maken om de benedenverdieping eens grondig te dweilen.

Ik niet dus, en al zeker niet op zondag. En nee, dat is niet lui, dat is voor jezelf zorgen. Belangrijk, hoor.

Maar kiezen of ik ga lezen, of voor YouTube ga hangen, of misschien wel ga sporten en daarna lekker lang douchen, tja, ik vind dat moeilijk.

Vandaag koos ik tot je grote plezier (ik ga er toch vanuit dat je hier graag komt lezen) voor bloggen. Graag gedaan ;-).

Opstaan!

Vandaag was de eerste schooldag na de kerstvakantie, en dus moesten we vanochtend weer vroeg uit bed. Dat was wel weer even wennen. Voor mij dan toch.

Ik ben jarenlang geplaagd geweest door kinderen die elke ochtend veel te vroeg opstonden, naar mijn maatstaven dan, en dan niet stil konden zijn.

Zo eens uitslapen, daar deden ze niet aan mee. Ook niet als het de avond ervoor wat later was geworden. Ook niet als ze ’s nachts vaak wakker waren geworden. En ook niet als ze echt nog moe waren, en slechtgehumeurd, lichtgeraakt, huilerig, hangerig of -uiteraard- een combinatie daarvan.

Die veel te lange fase is godzijdank definitief achter de rug.

Ze slapen tegenwoordig alle drie wat langer ’s morgens als het de avond ervoor iets later werd. En dus werd bedtijd deze vakantie naar achteren verschoven, daar deed ik niet moeilijk over.

Want ik ben nooit een vroege vogel geweest, en dat vroege opstaan op schooldagen hangt me de keel uit, hoe blij ik ook ben dat Robin en Leon met plezier naar school gaan.

Ik kan de kinderen moeilijk verplichten weer huisonderwijs te gaan doen, ook al zou ik dat fijn vinden, zo twee onwillige jongens de geheimen van algebra en Franse grammatica bijbrengen. Niet dus.

Maar het moet gezegd: in mijn ogen is een van de grote voordelen van huisonderwijs dat je trage ochtenden kunt hebben. Je moet er ’s morgens niet al te vroeg uit, en je moet ook niet meteen vollen bak ontbijten, aankleden, tanden poetsen en kinderen achter hun vodden zitten. En dat mis ik nu wel.

En dus probeerde ik afgelopen vakantie intens te genieten van die paar uurtjes extra in bed. Want Victor sliep bijna elke ochtend als een roos wat langer uit.

Hij werd alleen niet altijd wakker als een roos.

Want ‘Is een scheet eigenlijk lucht?’ bleek de allereerste vraag te zijn die bij hem opkwam op de laatste dag van 2020. En dat associeer ik zo niet met rozen.

En een paar dagen eerder maakte hij me om 5 uur wakker met een ‘Ik zei toch dat ik in bed heb geplast?! Het is al de tweede keer dat ik het zeg!’

Gelukkig komt dat bedplassen eigenlijk nooit voor, want het was niet bevorderlijk voor ons beider humeur, vooral niet omdat hij ook gewoon klaarwakker was en het heel lang duurde voor hij weer sliep. Maar goed, als je droomt dat je heel dringend moet en dan eindelijk een toilet vindt, ja, dan is het normaal dat je plast, hè.

Dat was wel de enige ochtend (zeg maar nacht) dat hij veel te vroeg wakker was, dus ik mag echt niet klagen.

En van de schoolochtenden mag ik eigenlijk ook niet klagen, want zo ontiegelijk vroeg moet ik er nu ook weer niet uit. Maar ik kijk wel alweer uit naar het weekend, ook al is het pas maandag. Misschien toch maar op tijd gaan slapen vanavond, en mijn me-time opofferen… Neuh.