Een klas op bezoek

Begin deze week ging de klas van Leon op kamp. Ze gingen te voet van de school naar een domein met boomgaard zo’n tien kilometer verder, waar ze gratis en voor niks twee nachten hun tentjes mochten zetten.

De voorbereiding van het kamp werd deels overgelaten aan de kinderen. Zo stelde een groepje de planning op, bedachten een paar anderen wat er gegeten zou worden, zamelde een groepje geld in (Victor is intussen de niet-erg-trotse eigenaar van een door die kinderen gemaakt vriendschapsbandje dat nog in de auto ligt te slingeren, het boeide hem echt helemaal niks) en ten slotte stippelde een groepje de te wandelen route uit.

Leon zat in dat laatste groepje. En dus vroeg de moeder van een klasgenootje de dag voor het kamp of ik even aan Leon kon vragen hoe ze precies gingen wandelen, want ze wou de weg graag eens met de fiets afleggen.

Leon wist er niet veel zinnigs over te vertellen. Wat me niet verbaast, want hoewel best intelligent, komt het al eens voor dat dat kind in het centrum van onze eigen gemeente vraagt of we nog ver moeten rijden voor we thuis zijn. Zelfs Victor rolt dan met zijn ogen.

Een paar dagen voor het kamp, was er een online meeting met de juf en alle ouders voor eventuele vragen en om nog een paar praktische dingen te regelen. De juf vertelde kort hoe er gewandeld zou worden, en sprak toen de volgende woorden:

‘En dan passeren we even langs Leons huis, dat leek hem echt een leuk idee. Ik hoop dat dat goed is voor de ouders van Leon?’

De juf zei dat het alleen de bedoeling was om de drinkbussen te vullen en even naar het toilet te gaan. Maar Marcel had meteen al andere plannen en vroeg zich luidop af wat we zouden kunnen voorzien om de kinderen en hun begeleiders toch een beetje in de watten te leggen.

Het woord ijsje viel, maar was nog niet koud toen ik al een bezorgd appje kreeg van een moeder wier kind een koemelkallergie heeft. En hij kan ook niet tegen gluten.

Geen ijsje dus, maar het was er toch ook echt geen weer voor.

Maandag om iets voor twaalf kwamen ze aan, drie begeleiders en veertien in fluohesjes gehulde kindertjes met zo goed als allemaal kletsnatte schoenen en sokken (het lange gras onderweg was nogal nat geweest).

Ze waren hongerig (maar niet moe), en aten in onze veranda hun lunch, die ze godzijdank zelf hadden meegebracht. Ze kregen er van ons een versgeperst sapje bij en een voedzame banaan. Want daar kan je niet veel verkeerd mee doen, toch? Wel ja, een kind was blijkbaar wel allergisch aan bananen, maar hij wist het al, hoor, het is niet dat hij er maandag pas achter kwam. Oef zeg.

En daarna gingen ze met hun natte kousenvoeten naar het toilet aan de andere kant van ons huis, en gingen er een paar met hun natte kousenvoeten even boven kijken naar Leons kamer, en ook naar mijn computer, waar Leon Minecraft op speelt. Ach ja. Ik liet het maar los.

Gelukkig hebben we een grote tuin en werden ze door de juffen gesommeerd om naar buiten te gaan. De trampoline was een succes, politieagent Victor ook, en ook onze konijnen hadden al snel een hele schare kinderen om zich heen.

Ze zijn hier een uur of drie geweest, en het was bijna met pijn in het hart dat we afscheid namen en ze hun tocht naar de kampeerplaats verderzetten. Bijna.

We bleven achter in een huis vol niet-zo-erg-kleine voetafdrukken en een hele hoop bananen, want die waren niet erg in trek geweest bij de kinderen. En dus ben ik genoodzaakt om morgen nog eens te proberen gerezen bananenbrood te bakken. Mijn jongens kunnen al niet meer wachten…

Zes

Afgelopen week werd Victor zes jaar. Zes jaar geleden zaten we hier dus voor het laatst met een vers borelingske in onze armen en donkere wallen onder onze ogen.

Ik had beter toen ook al een blog gehad, dan kon ik nu gaan teruglezen hoe vreselijk vermoeiend die babytijd toch altijd is, en had ik zeker niet meer af en toe toch nog een pietsie beetje zin in nog een lief, klein boeleke. Wat er niet gaat komen, voor alle duidelijkheid.

Maar goed, ik had toen geen blog, want ik had zo goed als geen tijd voor mezelf, en ook helemaal geen fris hoofd. Maar nu heb ik er wel een, en dus kan ik hier schrijven over hoe Victor is, zo rond zijn zesde verjaardag, om later te kunnen teruglezen. Want anders weet ik dat over een paar jaar niet meer, en zou ik misschien zo zot zijn om eens te willen babysitten op een kind van die leeftijd.

Moest ik kort willen zijn, dan zou ik gewoon schrijven dat hij nog altijd in de ban van de politie is.

Maar kort is mijn stijl zo niet. Vraag maar aan Marcel, die geregeld klaagt dat hij lang niet zo veel woorden nodig heeft om hetzelfde te zeggen. Saaie zeurpiet dat hij is. Soms.

Maar goed, het is dus nog steeds allemaal de politie wat de klok slaat hier. Ik weet dat ik het daar al verschillende keren over gehad heb in mijn blog, maar het is nu eenmaal een groot deel van mijn leven geworden, dus het moet maar weer.

Voor zijn verjaardag kreeg Victor een politiepet, een plastieken pistool dat de juiste kleur heeft om voor dienstwapen door te gaan en een politiepak. Dat pak is eigenlijk een pyjama omdat ik geen zweterig verkleedpak wou kopen waar hij dan heelder dagen in zou rondlopen. Maar het ziet er dus wel uit alsof het van de politie is, van de Nederlandse politie dan. Een Belgische versie was niet te vinden, volgens mij een gat in de markt. Victor is zeker niet het enige Belgische kind dat aan niets anders meer kan denken dan aan de politie.

Ik overdrijf echt niet als ik zeg dat hij van ’s morgens tot ’s avonds in zijn rol van politieagent zit. Hij is trouwens geen zes geworden, maar zesentwintig, en hij werkt al zes jaar bij de politie. Het is maar dat je het weet.

Hij staat op, trekt zijn politiepyjama aan, en begint aan een nieuwe dag, vol verantwoordelijkheidszin en motivatie om van de wereld een betere plek te maken. Hij beantwoordt oproepen en gaat naar buiten om achter overvallers, moordenaars en dieven te gaan. In die pyjama dus. Wat zullen de buren wel niet denken, zeg? Ik kan het me eerlijk gezegd niet aantrekken.

Hij blijft nooit erg lang buiten, en in plaats van langs de veranda of de garage weer binnen te komen zoals de andere gezinsleden, belt hij steevast aan om dan iets te zeggen als: ‘Lokale politie, dag mevrouw. U had een dringende oproep gedaan in verband met een overval/geluidsoverlast/een inbraak?’

Er worden van mij getuigenverklaringen afgenomen over onbestaande overvallen en inbraken, waarbij ik uitvoerig de daders moet beschrijven en nog net geen gedetailleerde lijst moet bezorgen van wat er allemaal gestolen is.

En geregeld veranderen de rollen, en ben ik geen kroongetuige meer, maar de crimineel zelf.

Dan trekt hij aan mijn polsen terwijl ik achter de computer zit te werken, ah ja, om me te boeien.

En verder word ik dagelijks minstens twee keer gefouilleerd, waarbij ik eerst mijn armen en benen moet spreid’n (hij beveelt het met precies hetzelfde accent als Andy Peelman van De Buurtpolitie) en hij daarna met zijn kleine handjes in mijn broekzakken wriemelt op zoek naar gevaarlijke wapens. En dat kietelt altijd, maar als boef mag ik daar niet mee lachen.

Schattig is het wel, maar zou ik hier ooit met weemoed aan terugdenken? Ik betwijfel het.

Een dagje naar zee

Afgelopen dinsdag gingen Marcel, Victor en ik een dagje naar zee. Dat leek een goed idee, want Frank voorspelde schitterend weer en Victor houdt van zand en water. Ideaal, zou je denken.

Ware het niet dat Marcel eigenlijk mee ging om zijn broer, die in Oostende woont, te helpen verhuizen. Hij dacht daarna nog wel vrije tijd te hebben voor een wandeling en een terrasje, maar dat was voor hij wist dat het waterbed van zijn broer nog lang niet leeg was, er niemand anders kwam helpen en je niet eens kon parkeren aan het nieuwe appartement.

De verhuis duurde héél veel langer dan gedacht. En dus zat ik de hele tijd in mijn uppie met Victor op het strand.

Ach ja, zou je denken, dan kun je mijmerend uitkijken over de zee, of iets lezen of zo. Uhu. Had gekund, ja.

Ware het niet dat Victor graag kijkt naar Helden van hier: de kust, een tv-programma over redders en andere hulpdiensten in Oostende. En in dat programma geraken elke keer kindjes kwijt van hun moeder, waardoor er met man en macht gezocht moet worden en er daarna een emotioneel weerzien volgt.

Victor was dat natuurlijk niet vergeten. Niet dat hij zo bijzonder goed onthoudt hoor, want waar hij zijn sokken heeft gelaten, of zijn dienstwapen, dat weet hij meer dan de helft van de tijd niet meer.

Maar vermiste kindjes, daar heeft hij aandacht voor. En ook al is er op een dinsdag in juni overdag geen kat op het strand, droeg hij een UV-vestje met fluogele mouwen dat zelfs van heel ver nog wat pijn doet aan je ogen en is hij sowieso een heel voorzichtig kind dat nooit uit zichzelf ver weg zou gaan, toch was hij er niet helemaal gerust in dat hem niet hetzelfde lot beschoren zou zijn.

En dus keek hij bijna obsessief vaak terug naar mij als hij eens een beetje verder weg ging, en hij zwaaide ook steeds, en dan moest ik natuurlijk terugzwaaien.

En toen hij naast mij een zandkasteel bouwde, moest ik ijverig helpen. En alleen een emmertje water gaan halen bij de zee was ook maar eng.

Verder moest ik verschillende keren timen hoe snel hij naar de zee en terug kon rennen. Te snel naar mijn zin, sowieso.

Hij babbelde ook weer ontzettend veel, ik weet ook niet waar hij de inspiratie blijft halen.

En ui-te-raard was hij weer van de politie, en moest ik een paar keer gearresteerd worden, want er waren geen andere boeven beschikbaar. Maar als die er wel waren geweest, was hij toch te verlegen geweest om ze in de boeien te slaan.

’s Avonds kreeg ik het koud, maar Victor niet, want die had geen grofgebreid katoenen truitje aan waar de wind los door blies zoals ik, maar een lekker warme hoodie. En dus voelde hij niet veel voor een wandelingetje op de warmere dijk, maar bleef hij liever in dat tochtgat van een strand.

Negen uur lang heb ik met dat kind op het strand gezeten, lieve lezer, met een onderbreking van een klein uurtje waarin we met Marcel en zijn broer iets aten op een terrasje.

Het duurde allemaal veel te lang naar mijn zin, en daarbij kwam nog dat Robin en Leon intussen al uren alleen thuis waren.

Gelukkig heeft Robin een smartphone en konden we appen en bellen. Zo liet hij me weten hoeveel schermtijd Leon wel niet nam, zeg. En ook dat er iets was met het warm water en hij niet kon douchen, wat jammer toch. Dat hij in plaats daarvan al chips etend door het huis had gewandeld, vertelde hij niet, maar dat ontdekten we zelf toen we rond middernacht eindelijk weer thuis waren, Marcel fysiek uitgeput door de verhuis, ik mentaal uitgeput door Victor en Victor zelf heerlijk klaarwakker, want die had de hele weg naar huis geslapen. Aargh.

Maar goed, voor Victor was het wel echt een topdag geweest. En zo kan ik deze blog toch nog positief afsluiten, oef zeg.