Dom, dommer, domst

Ik weet niet wat het is, maar zo vanaf een jaar of twaalf beginnen onze kinderen ons heel dom te vinden. Ook oud trouwens, en dik, en niet mee met onze tijd, en zeurderig. Maar toch vooral dom.

Zoals zo veel in een kinderleven, is het natuurlijk een fase, maar helaas is het niet gewoon even een paar weken of maanden doorbijten, zoals toen ze doorkomende tandjes hadden, of verlatingsangst of gewoon zonder aanwijsbare reden heel slechtgezind waren.

Nee nee, voor deze fase hebben we een lange adem nodig van blijkbaar toch minstens een jaar of drie, en dan ben ik nog heel optimistisch, want die drie jaar zijn voor Robin bijna om en het einde lijkt nog niet in zicht.

Twee derde van ons gezamenlijk nageslacht zit er nu dus middenin, maar ze gaan er elk op hun eigen manier mee om. De ene denkt de wijsheid in pacht te hebben en alles beter te weten dan wij, en als wij niet akkoord zijn, dan snappen we het gewoon niet of houden we geen rekening met belangrijke factoren, oenen die we zijn.

De andere zucht vooral heel veel, en rolt met zijn ogen, of kan zo heel ongelovig kijken, zich net niet hardop afvragend hoe het in godsnaam mogelijk is dat we zó dom zijn. Of net wel hardop, dat kan ook. Waarop ik dan vraag of hij wel zeker is dat hij van zo’n domme moeder thuisonderwijs wil krijgen, en hij dan repliceert dat ze op school nóg dommer zijn.

Ik vat het maar op als een verdoken compliment.

Ik zou lieve lezers die stiekem denken dat de tieners hier misschien wel gelijk hebben met hun bikkelharde oordeel over de intellectuele capaciteiten van hun ouders graag willen geruststellen dat het allemaal nog goed meevalt.

Toch wil ik voor de volledigheid graag een uitspraak van Marcel meegeven, die hij weliswaar gekscherend deed, maar die toch niet echt geholpen zal hebben om de jongens op hun ongelijk te wijzen.

‘Ik heb een idee! Anders zetten we Leon op pauze, en zetten we hem twee jaar op zolder. Daarna zal het wel beter zijn met hem.’

Leon fronste hoofdschuddend en antwoordde: ‘Als je mij op pauze zet, is er daarna niets veranderd, hè.’

Godzijdank hebben we ons nakomertje Victor nog, van wie de puberteit nog in geen velden of wegen te bespeuren is. Hij doet nog van alles waar Robin en Leon zich bijna plaatsvervangend voor schamen, zoals op schoot zitten, een handje geven tijdens het wandelen, en ’s morgens bij ons in bed kruipen, ons allebei aanraken met zijn zweethanden en dan zeggen: ‘Iedereen die ik aanraak, vind ik lief.’

En verder heeft hij nog ontzag voor ons voor de meest kleine dingen. Zo ook toen Marcel, nadat ze net samen hadden gedoucht en zich afgedroogd hadden, zei: ‘Doe maar een hemdje aan. Toen ik klein was, had ik altijd een wollen en een gewoon hemdje aan, en kijk maar naar wat er van mij geworden is.’

Ik weet niet wat Marcel precies qua respons verwachtte, want er is zo veel van hem geworden, maar het was niet de ‘een dikke penis!’ die hij te horen kreeg, met nog een wijzend vingertje en opgetrokken wenkbrauwen erbij ook. Ach ja, hij moet het er maar mee doen.

De geneugten van thuisonderwijs (of niet)

Ik ben elke dag opnieuw blij dat wij thuisonderwijs doen. Ik zie dat mijn kinderen gelukkig zijn. Ik hou van de levensstijl zonder dagelijkse rush. Het is oprecht fijn om zo veel vrijheid te hebben.

Tegelijkertijd word ik soms zo moe van mijn kinderen dat de optie internaat even door mijn hoofd flitst. Even maar, hoor, maar jongens toch.

Dat ligt (groten)deels aan Victor, die los van het thuisonderwijs het woord mama véél te vaak in de mond neemt, omdat hij iets wil vragen, hulp nodig heeft of iets wil tonen. Hij zit de laatste tijd in een goochelfase, en mijn god, laat die alstublieft snel voorbij zijn.

Het probleem is niet dat ik niet wil kijken naar de trucs van een beginnend goochelaar, het probleem is dat ik niet wil kijken hoe die beginnende goochelaar zijn trucs min of meer in de vingers krijgt.

Victor wil een truc opnieuw en opnieuw uitproberen terwijl ik erop sta te kijken en ik vrees dat mijn geduld zo ver niet reikt. Hij maakt ook domme beginnersfouten, zoals doorzichtige bekers gebruiken die de truc meteen ook doorzichtig maken, onnozel lachen op het moment dat hij iets onopvallends probeert te doen en dingen die zouden moeten verdwijnen kletterend op de vloer laten vallen.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat hij gisteren wel drie munten van zijn zuurgespaarde zakgeld echt geruisloos liet verdwijnen, en jajaja, ze waren écht verdwenen hoor, voor altijd weg, maar toch moest Robin daarna de zetel opheffen zodat hij ze kon recupereren.

Ten tweede is er Leon, die me wel goed gerust laat als hij vrij is, maar de thuisonderwijstijd die ik met hem samenzit, mja, die zou ik echt wel op een aangenamere manier kunnen besteden. Hij heeft volgende week examen geschiedenis en laat dat nu net zijn lievelingsvak niet zijn, zeg. Wat dan wel zijn lievelingsvak is, heb ik nog niet kunnen achterhalen, trouwens. Maar goed, er wordt hier dus gezucht en geblazen dat het niet uitmaakt hoe de sociale piramide van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen eruit ziet. En dat het veel te veel is. En dat hij het al wel kan. En dat het saaiiiii is, bruh. Enfin, je kunt het je wel inbeelden.

En dan Robin nog, die vele malen gemotiveerder is dan zijn broer, al zou die daarop zeggen dat eender welk getal maal nul natuurlijk nul blijft. Maar ik vind echt wel dat Robin min of meer uit de lapzwansfase lijkt te zijn, en ik weet niet of hij er nog terug in gaat sukkelen dus ik probeer er maar van te genieten zolang het duurt.

Genieten is nu wel een groot woord. Want Robin is nogal een vermoeiend kind om thuisonderwijs aan te geven. Het gaat allemaal trager dan zou moeten, en dat komt niet omdat hij het niet snapt, maar wel omdat hij steeds maar opmerkingen heeft op de leerstof, die ofwel kritisch, ofwel belachelijk, ofwel een combinatie van beide zijn. Ik illustreer met een aantal voorbeelden:

– Toen het over irrationale getallen ging (voor de lieve lezer die begrijpelijkerwijs niet meer thuis is in de wiskunde van de tweede graad: dat zijn oneindige kommagetallen waarbij er geen herhalend deel (een zogenaamde periode) na de komma is), en ik als voorbeeld pi gaf, zei Robin: ‘We kunnen toch niet zeker weten dat er geen periode is bij pi, ah nee, want pi is oneindig. Misschien komt daar ooit wel ergens een periode in, hè.’

– Toen we chemie deden en ik even aanhaalde dat het woord oplossing in de chemie iets anders betekende dan in de wiskunde, kreeg ik de volgende bezwaarlijk intelligent te noemen opmerking te horen: ‘Er zijn gewoon te weinig letters en daarom moeten ze dezelfde woorden gebruiken voor dingen met een andere betekenis.’

– En nog eens tijdens chemie, toen even vermeld werd dat twee voorwerpen met dezelfde massa niet noodzakelijk hetzelfde volume hebben, ah nee, want een kilo pluimen neemt meer plaats in beslag dan een kilo lood, kwam er dit pareltje: ‘Misschien heeft dat wel hetzelfde volume hè, als je bijvoorbeeld die pluimen keihard bij elkaar duwt met een hydraulische pers.’

Enfin, door deze blogpost te schrijven, zijn mijn zenuwen weer wat gekalmeerd. Eens vragen aan Victor of hij niet een nieuwe truc heeft om te tonen.