Dom, dommer, domst

Ik weet niet wat het is, maar zo vanaf een jaar of twaalf beginnen onze kinderen ons heel dom te vinden. Ook oud trouwens, en dik, en niet mee met onze tijd, en zeurderig. Maar toch vooral dom.

Zoals zo veel in een kinderleven, is het natuurlijk een fase, maar helaas is het niet gewoon even een paar weken of maanden doorbijten, zoals toen ze doorkomende tandjes hadden, of verlatingsangst of gewoon zonder aanwijsbare reden heel slechtgezind waren.

Nee nee, voor deze fase hebben we een lange adem nodig van blijkbaar toch minstens een jaar of drie, en dan ben ik nog heel optimistisch, want die drie jaar zijn voor Robin bijna om en het einde lijkt nog niet in zicht.

Twee derde van ons gezamenlijk nageslacht zit er nu dus middenin, maar ze gaan er elk op hun eigen manier mee om. De ene denkt de wijsheid in pacht te hebben en alles beter te weten dan wij, en als wij niet akkoord zijn, dan snappen we het gewoon niet of houden we geen rekening met belangrijke factoren, oenen die we zijn.

De andere zucht vooral heel veel, en rolt met zijn ogen, of kan zo heel ongelovig kijken, zich net niet hardop afvragend hoe het in godsnaam mogelijk is dat we zó dom zijn. Of net wel hardop, dat kan ook. Waarop ik dan vraag of hij wel zeker is dat hij van zo’n domme moeder thuisonderwijs wil krijgen, en hij dan repliceert dat ze op school nóg dommer zijn.

Ik vat het maar op als een verdoken compliment.

Ik zou lieve lezers die stiekem denken dat de tieners hier misschien wel gelijk hebben met hun bikkelharde oordeel over de intellectuele capaciteiten van hun ouders graag willen geruststellen dat het allemaal nog goed meevalt.

Toch wil ik voor de volledigheid graag een uitspraak van Marcel meegeven, die hij weliswaar gekscherend deed, maar die toch niet echt geholpen zal hebben om de jongens op hun ongelijk te wijzen.

‘Ik heb een idee! Anders zetten we Leon op pauze, en zetten we hem twee jaar op zolder. Daarna zal het wel beter zijn met hem.’

Leon fronste hoofdschuddend en antwoordde: ‘Als je mij op pauze zet, is er daarna niets veranderd, hè.’

Godzijdank hebben we ons nakomertje Victor nog, van wie de puberteit nog in geen velden of wegen te bespeuren is. Hij doet nog van alles waar Robin en Leon zich bijna plaatsvervangend voor schamen, zoals op schoot zitten, een handje geven tijdens het wandelen, en ’s morgens bij ons in bed kruipen, ons allebei aanraken met zijn zweethanden en dan zeggen: ‘Iedereen die ik aanraak, vind ik lief.’

En verder heeft hij nog ontzag voor ons voor de meest kleine dingen. Zo ook toen Marcel, nadat ze net samen hadden gedoucht en zich afgedroogd hadden, zei: ‘Doe maar een hemdje aan. Toen ik klein was, had ik altijd een wollen en een gewoon hemdje aan, en kijk maar naar wat er van mij geworden is.’

Ik weet niet wat Marcel precies qua respons verwachtte, want er is zo veel van hem geworden, maar het was niet de ‘een dikke penis!’ die hij te horen kreeg, met nog een wijzend vingertje en opgetrokken wenkbrauwen erbij ook. Ach ja, hij moet het er maar mee doen.

Victors nestje

De vele trouwe lezers van mijn blog (hèhè) herinneren zich vast nog dat we hier twee zomers geleden een kamerwissel deden, waardoor we nu allemaal boven slapen. Dat is voor veel mensen blijkbaar niet wenselijk (of dat hoor ik toch geregeld), maar wij vinden het net fijn om niet te ver van onze kinderen te slapen.

We hebben boven drie slaapkamers, wat zo net iets te weinig lijkt als je er twee volwassenen, twee tieners en een kind te slapen moet leggen.

Gelukkig sliep dat kind maar wat graag bij zijn ouders, dus echt een probleem was dat niet.

Merk het gebruik van de onvoltooid verleden tijd op in de vorige zin.

Want Victor begon zo eind vorig jaar toch stilaan naar een eigen plek te vragen, en om eerlijk te zijn vroeg Marcel zelfs al wat langer naar een eigen plek (gelukkig mocht ik daar dan nog wel bij).

Ja oké, zou je kunnen denken, jullie oude slaapkamer beneden is toch vrij, dan moet er maar iemand naar daar verhuizen. Maar ja,  Robin en Leon wilden helemaal niet van kamer veranderen, en Victor meteen op een andere verdieping leggen, nee, dat was niet alleen voor hem meer dan een stap te ver.

Marcel zou Marcel niet zijn als hij niet met een lumineus idee kwam waar iedereen gelukkig van werd. En deze keer kwam hij zelfs met een idee dat praktisch en financieel haalbaar was.

Want ‘boven het trapgat is toch nog plaats, daar kunnen we toch een soort minikamertje maken voor Victor?’



Enfin, om een lang verhaal kort te maken, maakte Marcel met een kameraad een platform op een stevig metalen frame, dat rust op verankerde kasten die hoog genoeg zijn zodat onze lange zwik Robin ook nog de trap op en af kan zonder zijn hoofd steeds in te moeten trekken.

Er werd een muurtje van meubelplaat vastgemaakt, en om het geheel wat open en licht, maar toch veilig te maken, werd aan de overige zijkanten een stevig net voorzien.

Victor koos intussen met veel zorg en enthousiasme nieuw beddengoed, een mini-nachtkastje, een klokje en een nachtlampje uit, et voilà:

Victor is er heel blij mee, en slaapt er als een roos tot ’s morgens, om dan nog even in het grote bed te kruipen om nog wat verder te slapen/heerlijk te knuffelen/zeurderig te vragen wanneer we gaan opstaan (hij durft niet alleen beneden te zijn).

En ja, het is maar simpel en minimalistisch, maar hé, daar hou ik net van, en ook Victor vindt het prachtig. Voor zijn persoonlijke spullen heeft hij voorlopig in de living een plekje, en later krijgt hij een van de kasten onder zijn nestje te zijner beschikking.

En ja, het is ook heel klein, maar hij kan er nog net in staan, dus hij moet niet zeuren, vinden we. En verder dient het niet om in te spelen (daar heeft hij sowieso geen interesse in), maar om in te slapen, en daarvoor is het meer dan groot genoeg. En hoe gezellig is het, zeg. Robin heeft zelfs bijna nog getwijfeld om met Victor te wisselen van kamer. Bijna.

Verder gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat het nog niet helemaal klaar is. Zijn nachtlampje heeft nog geen stroom, en de ladder om erop te geraken is nu nog de metalen trapladder van Marcel, maar die wordt hopelijk binnenkort vervangen door een mooie, houten molenaarstrap. En waarschijnlijk komen er op termijn nog gordijntjes voor wat meer privacy. Als hij daar zelf naar begint te vragen.

Lieve lezers die zich zorgen maken dat Victor het de rest van zijn jeugd zal moeten doen met deze soort van Harry Potterkast maar dan boven de trap, kunnen op hun twee oren slapen. Ik ga ervan uit dat er wel een Chinese vrijwilliger te vinden zal zijn om beneden te gaan slapen zodra hij niet meer blij is met zijn nestje. Maar dat zien we dan wel weer.

Kinderpraat

Bij het opruimen vond ik onlangs een schriftje terug waarin ik als prille en uiterst trotse moeder nauwgezet Robins ontwikkeling bijhield.

Dat is veel moeite geweest voor bijna niks, want bijzonder interessant was het niet om te lezen dat Robin rond twee maanden zijn handjes in zijn mond begon te steken, rond vier maanden bellen blies met zijn speeksel en rond vijf maanden per ongeluk van buik naar rug kon rollen.

Grappiger waren zijn uitspraken. Toen hij net twee was, zei hij eens ‘Niks van!’, terwijl hij een speelgoedje voor babybroer Leons neus weggriste. Op die leeftijd zei hij ook kippeboe in plaats van kiekeboe en eier in plaats van uier. En vroeg hij eens of ik ook een eier had, maar daar ga ik niet over uitweiden.

Van Leon heb ik ook nog wel wat bewaard, bijvoorbeeld dat die bijna een jaar lang enthousiast ‘zes!’ antwoordde op eender welke vraag, óók als je naar een vierkantswortel of aftreksommen over de brug vroeg. En dat ik hem als kleuter IKEA hoorde zeggen bij het opzeggen van het alfabet. Nadat hij vol trots had verkondigd dat hij tot twintig had getollen. Enfin, ik ga stoppen over Leon, want hij gaat dit al niet graag hebben.

Die arme Victor moet het helaas doen met wat ik over hem nog uit mijn geheugen kan graven, wat helaas niet echt om over naar huis te schrijven is.

Maar gelukkig heb ik intussen al ruim twee jaar een blog, waarin ik onder andere aparte uitspraken grondig kan documenteren.

Zo ook in deze blogpost.

Onlangs moest Marcel een dagje naar een klant. Hij was ’s morgens heel vroeg vertrokken, lang voor wij uit onze nest rolden.

De kinderen zijn uiteraard enorm gehecht aan die lieve Marcel, en Robin uitte al vlug zijn ongenoegen door klaaglijk ‘Waarom heeft papa ons verlaten?’ te vragen. Victor deed er later nog een schepje bovenop met ‘Ik weet al niet meer hoe papa eruit ziet’. Ik weet ook niet van wie ze dat gevoel voor drama hebben.

Over drama gesproken, een paar dagen voor mijn verjaardag vorige week, zei Robin: ‘Mama, je wordt al bijna 39. You’re getting old. Soon, you’ll be dead.’


Leon is wat droger dan de andere twee, en ook gewiekster. Zo luisde hij Victor er onlangs in met de volgende vraag:
‘Victor, wie heeft het meeste chromosomen, jij of ik?’
-‘Ikke!’

Je ziet, lieve lezer, ook als ze de kleutertijd voorbij zijn, blijven kinderen een bron van vermaak. En ook een bron van heel wat andere dingen. Maar dat is stof voor een volgende blog.

Konijnen

We hebben hier een grote dierenvriend in huis (Robin), maar omdat Marcel zo belachelijk allergisch is aan alles waar een beetje haar op staat (behalve mensen dan), hebben we geen huisdieren.

Maar tuindieren des te meer. Enkel kippen en konijnen, maar dan wel veel. Ik zou zelfs durven stellen dat het er té veel zijn, maar ik doe het maar niet, want anders gaat de dierenvriend op zijn paard zitten. Want die zou er zelfs nog wat dieren bij willen hebben. Een huisvarken bijvoorbeeld, want dat heeft niet veel haar, maar omdat we het gevoel hebben er al een te hebben (ik noem geen namen), komt dat er niet in.

Maar goed, de dieren die we hebben, mogen wel blijven, daar doen we niet moeilijk over. Maar genoeg is echt wel genoeg.

Het lijkt moeilijk te geloven als je onze bende konijnen ziet, maar we begonnen ooit met één gecastreerd konijn. Even later kwam het vrouwtjeskonijn van de buren erbij, want dat was eenzaam, maar de buren dachten dat ze te oud was om nog kleintjes te krijgen.

Dat dáchten ze.

Toen we een paar weken later even een mannetjeskonijn te logeren hadden, bleek dat fout gedacht. Enfin ja, daar kwamen we achter toen dat mannetjeskonijn al een tijdje weer thuis was. En ik geef het toe, een slimme zet was het sowieso niet om die konijnen samen te zetten.

Gelukkig hadden we even tijd om een tweede hok te voorzien, want de kleintjes waren pas vruchtbaar vanaf zes maanden.

Dacht Robin.

Maar hij had zich bij het opzoeken vergist van ras, en het bleek bij die van ons vier maanden te zijn. Nieuwe kleintjes dus.

Uiteraard lieten we ons geen tweede keer vangen, en we zorgden er ruim op tijd voor dat de mannetjes en vrouwtjes strikt gescheiden zaten. Bij de vrouwtjes zat geen enkel konijn met ballen.

Dachten we.

Ik had ooit een leraar die geregeld ‘je moet niet denken, je moet nádenken’ zei. Hij had toch wel een punt.

Want de secundaire geslachtskenmerken van een van de mannetjes ontwikkelden blijkbaar wat later dan die van de andere, dus die zat bij de verkeerde groep en maakte daar helaas dankbaar gebruik van. Weer kleintjes dus.

Enfin, intussen zitten ze al een hele tijd juist gescheiden, maar toch was het afgelopen lente wéér prijs, toen een vrouwtje wist te ontsnappen, na twee uur teruggevonden werd door Robin aan de rand van het bos bij onze tuin, en in die korte tijd een wilde konijnenvriend met benefits had weten te vinden.

Half wilde babykonijntjes zijn ook lief, hoor, daar niet van. Maar toch.

Ik weet niet precies hoeveel konijnen we intussen hebben (een stuk of vijftien, denk ik, er zijn er ook een aantal gestorven), maar meer dan genoeg, dat kan ik wel zeggen.

En natuurlijk kunnen er geen weg ter adoptie, want Robin heeft de meeste zo ongeveer eigenhandig grootgebracht en is aan allemaal erg gehecht. En ze mogen ook niet in een stoofpotje met pruimen, dat heeft Marcel al vaak genoeg gevraagd.

Hoe leuk Robin het ook vindt om veel dieren te hebben, als je er veel hebt, dan is de kans natuurlijk groter dat er af en toe iets scheelt met een ervan.

Zo ook gisteren. Konijn Bert was niet erg levendig en wou opeens niet meer eten, wat bij konijnen vlug gevaarlijk kan zijn. Marcel had er tegen Berts zin toch wat eten ingeduwd, en had het buikje gemasseerd, maar we zagen niet echt verbetering.

Ik las online dat we de dierenarts moesten inschakelen als hij de dag nadien nog altijd niet zelf wou eten en informeerde Robin, die met een blik vol paniek reageerde met: ’Maar morgen is hij DOOD!’

Zuchtend belde Marcel onze dierenarts om advies, maar die was op familieweekend en kon niet veel doen, behalve zeggen dat het niet zeker was dat Bert erdoor zou komen. Marcel gaf die boodschap eerst zo door aan mij, en even later aan Robin, maar dan een beetje anders verpakt: ‘Waarschijnlijk zal hij het niet overleven.’

Enfin, de dierenarts gaf ook nog de naam door van een andere dierenarts, die niet opnam, maar we kregen toch nog een professional te pakken, die adviseerde Bert een pijnstiller te geven (die we gelukkig nog in huis hadden) en om dan tot vandaag af te wachten en te komen als hij dan nog steeds niet zelf at.

Gisterenavond begon konijn Bert weer te eten en werd hij duidelijk energieker. Lieve lezers die denken dat Robin dan wel gerustgesteld zal zijn geweest, tja, die zijn mis, hè.

Ik citeer:
‘Denk jij dat Bert morgen nog leeft?’
‘Denk je dat Bert de nacht gaat doorkomen?’
‘Hoeveel procent zeker is het volgens jou dat Bert dit gaat overleven?’
‘Het is wel heel zielig voor zo’n jong konijn als Bert om misschien al dood te gaan, hè.’
‘Ik heb echt veel stress, want Bert is heel heel ziek.’
‘Denk jij dat Bert morgen genezen gaat zijn?’
‘Mogen we het advies van de dierenarts wel zomaar vertrouwen?’

En dat zei hij dus allemaal nádat Bert weer at en flink bewoog. Maar ik ben geduldig en begripvol kunnen blijven, goed hè.

En vandaag huppelt Bert weer rond alsof er niets aan de hand is en schrokt hij alles op wat je hem voorhoudt. En Robin ook 😉 .

Naar de binnenspeeltuin

Gisteren gingen we met het hele gezin een dagje naar Nederland, want Marcel moest naar een klant, en dan maken we daar graag ineens een leuke uitstap van.

In de buurt van de klant was een grote binnenspeeltuin, en daar had vooral het jongste deel van mijn kroost bijzonder veel zin in. Het plan was om er te blijven terwijl Marcel zijn werk bij de klant deed, echt een topidee.

Een van de voordelen van thuisonderwijs is dat je uitstapjes kunt doen wanneer het heerlijk rustig is. Naar het bos, de bieb of een museum is een hele andere ervaring op een doordeweekse dag dan in het weekend.

En ook in een (binnen)speeltuin is er op een paar peuters na geen kat tijdens schooltijd, heerlijk is dat.

Een van de nadelen van thuisonderwijs is dat we er niet altijd goed bij stilstaan wanneer schoolkinderen vrij zijn. En gisteren was het woensdag. En dus in de namiddag geen school. Waar ik dus pas aan dacht toen we er bijna waren.

Mijn hoop dat het nog wel mee zou vallen, vervloog meteen toen ik de rij aan de kassa zag, die snel groeide, want de speeltuin zat bomvol en er mocht pas iemand naar binnen als er ook iemand vertrok.

We moesten dus wachten tot er een plakkerige tafel vrij was, waar ik dan gezellig kon zitten terwijl mijn kinderen zich uitleefden.

En dat deden alle andere kinderen daar ook, elk op hun eigen manier. Er waren kinderen die schreeuwden, kinderen die gilden, kinderen die krijsten en kinderen die huilden.

Er waren ook medewerkers, die met schelle stem omriepen dat er kinderen waren die hun ouders zochten, ouders die hun kinderen zochten en dat het verdorie niet de bedoeling was dat kinderen ouder dan drie jaar in de peuterzone speelden en dat ouders daar op moesten letten, hoor. En ook verschillende keren in de loop van de namiddag dat de bestelde Fanta en het mandarijntje klaar lagen aan de bar om opgehaald te worden door nummer 31. Die blijkbaar geen honger en dorst meer had.

Er speelde ook muziek, Frans Bauer en zo. Dat moest er nog bijkomen, zeg.

Enfin ja, de akoestiek was er niet top, en het lawaai bij tijden echt oorverdovend. Ik zag mijn kinderen passeren in de speeltuin, alle drie met hun handen over hun oren.  Gevoelig, weet je wel.

Ik zag ook een baby over de tapis plein kruipen, om er dan met de pincetgreep een kruimel uit te plukken en in zijn mond te steken. Twee keer.

Leon kwam langs en zei ‘nooit meer’, en ik kon hem alleen maar gelijk geven, zeker na de toiletten te hebben bezocht, met hun plakkerige klinken en zeiknatte vloer, waar veel kinderen gewoon met hun sokken door dabberden alsof het niets was.

Maar goed, vandaag zijn we een rustig dagje thuis, wat weer des te meer geapprecieerd wordt. En volgende week schijnt het herfstvakantie te zijn. Dat ga ik nu even in mijn agenda noteren.

Langer licht

Het is eind mei, dus Victors verjaardag komt eraan (daar wordt hard naar uitgekeken), de zomervakantie is ook stilaan in zicht (daar wordt nog harder naar uitgekeken, zij het door een andere zoon) en het is vaker fijn weer, en dat is ook al leuk.

De dagen worden ook langer, dus we moeten niet steeds goed op tijd thuis zijn om het kippenluikje te sluiten, en dat is ook wel relax. Ja, ik weet het, er bestaan ook automatische kippenluikjes, maar uiteraard hebben wij een paar eigenwijze kippen die soms ’s avonds niet zelf binnengaan, maar ergens in de ren gaan zitten, en dus is zo’n automatisch luikje geen vos- of marterdichte oplossing en is het voor kipofiel Robin geen optie. Maar dat terzijde.

Enfin, het hoeft voor mij zo niet eigenlijk, die langer wordende dagen. Want na een hele dag omringd te zijn geweest door een of meerdere kinderen, wil ik ’s avonds rust, en het maakt me weinig uit of het dan licht of donker is buiten.

Ik kan op het einde van de dag nog net een twaalf- en dertienjarige verdragen die zich met hun eigen ding bezighouden (waarmee ik geen lichaamsdeel bedoel!), maar geen zesjarige meer, die vanalles wil vragen of vertellen, rustig meeleest op mijn smartphone alsof het allemaal zijn zaken zijn of met veel lawaai legovliegtuigen laat crashen.

En laat het nu net de zesjarige zijn die met geen stokken in bed te krijgen is, nu het ’s avonds lekker lang licht blijft.

Ter illustratie de dialoog die zich gisteren afspeelde, nadat ik vijf minuten eerder al aankondigde dat het bijna tijd was om te gaan slapen:

‘Kom, Victor, we gaan je pyjama aandoen en je tanden poetsen, het is slaaptijd.’
– ‘Heel bijna!’ (zijn standaardantwoord, ik word er gewoon ziek van)
‘Nee, niet heel bijna, echt nu, het is al laat, hoor.’
-‘Het is nog licht buiten, dus het is zeker nog maar namiddag.’
‘Kind, je kunt verdorie kloklezen dus je kunt zelf zien dat het avond is. Het is echt tijd om te gaan slapen.’

En toen we eindelijk boven waren:
‘Jij doet het gordijn alleen maar naar beneden om mij te laten geloven dat het donker is buiten, maar ik wéét dat het nog licht is.’
-‘Het maakt niet uit dat het nog licht is, Victor, het is echt slaaptijd. We kijken niet naar licht of donker om te beslissen of je gaat slapen, je bent toch geen kip, hè. Mama heeft dringend tijd voor zichzelf nodig en jij bent duidelijk moe; het lijkt me dus een win-winsituatie dat jij nu gaat slapen.’
‘Aha, dus jij vindt mij geen leuk kind.’
Voor de moment niet, nee.
– ‘Victor, je bent moe. Je moet echt gaan slapen, nu.’
‘Ik ben helemaal niet moe! *geeuwt* En ik denk dat ik nog honger heb.’

Zo eens een kind dat gewoon gedwee doet wat je van hem verlangt zonder eerst te discussiëren of bijkomende vragen te stellen, dat zou echt luxe zijn. Maar goed, met voor de helft Marcels genen zit dat er sowieso niet in…

Ziek

Minstens twee van mijn kinderen zouden het durven tegenspreken, maar ik ben best nog jong. En ook vitaal, vol levenslust en onlangs nog had ik volgens de dokter indrukwekkend goede bloedresultaten.

Dus toen Leon ziek werd, zo anderhalve week geleden, ging ik er alvast niet vanuit dat ik ging volgen. En zelfs toen Robin en Victor het een paar dagen later ook te pakken hadden, maakte ik me nog geen zorgen over mijn eigen gezondheid. Ik voelde me immers nog kiplekker.

Kiplekker wil echter niet zeggen dat ik door die dagen huppelde als een jong veulen, want daar waren de omstandigheden niet echt naar.

Ik ga nu geen namen noemen, maar ik had een kind dat rochelend in de zetel lag en om het minste boos werd, een kind dat lijkbleek alleen maar scheen te wachten tot de dag over was, terwijl het af en toe weeklaagde dat het het haatte om ziek te zijn en een kind dat afwisselend veeleisend, zeurderig en huilerig was, maar wel aanhoudend hangerig. En alle drie hadden ze bijna geen eetlust, wat wel goedkoop is en dus langs de ene kant welkom in deze tijden van torenhoge inflatie, maar ik zag het toch liever anders.

Wat ik liever ook anders zag, waren de quasi slapeloze nachten, uiteraard aaneengesloten, met eerst een Victor die onrustige koortsdromen had, dan een kreunende en snotsnuivende Victor, daarna een voortdurend hoestende Victor en ten slotte een heerlijk slapende, maar luid snurkende Victor.

En en passant werd er ’s nachts op een onbewaakt moment vol in mijn gezicht gehoest, niesde meneer wel twee keer op mijn boterham en had hij de sterke voorkeur om ook overdag op mij of toch ten minste vlak naast mij te vertoeven.

Je snapt wel, lieve lezer, dat zelfs een fit en sterk lichaam als het mijne niet opgewassen is tegen zo veel virusgeweld in combinatie met totale uitputting. En dus voelde ik woensdagavond dat er iets leek te broeien bij mij, en vreesde ik donderdag voor de echte griep, want man man man, zo slecht had ik me in geen tijden gevoeld. Gelukkig was het vrijdag al duidelijk beter, dus dat was vals alarm.

Maar een pittig virus was het wel. Robin is intussen weer de oude, maar Leon en Victor, die eerst beter waren, zijn een beetje hervallen, al gaat het met hen intussen ook wel weer de goede kant op.

Alleen Marcel is gespaard gebleven, al voelde hij zich gisteren ‘toch ook een beetje zwak, hoor’, maar dat was misschien omdat hij drie dagen in zijn eentje het hele huishouden heeft rechtgehouden, het arme schaap.

Gelukkig ben ik sinds vandaag weer min of meer op de been, al staat mijn energiepeil nog op het niveau dat ik keuzes moet maken. Ik kan niet én de keuken opruimen én de was ophangen bijvoorbeeld, want dan krijg ik elastieken benen. Dus nadat de keuken klaar was, werd het deze blogpost schrijven. Hoera!

1 april

Lieve lezers die deze blog al een tijdje volgen, weten inmiddels dat ik erg vlijtig ben en altijd netjes mijn zaakjes op orde heb.

Oké, oké, dat is misschien lichtelijk overdreven. Toch haalde ik laatst met het mooie lenteweer de winterjassen van de kapstok en verving ze door minder warme exemplaren. En verder legde ik mijn dikke truien al ergens hoog in de kast, in de hoop ze pas in oktober weer tevoorschijn te moeten halen.

Vandaag is het 1 april en heeft het gesneeuwd. Volgende keer wacht ik echt tot de IJsheiligen gepasseerd zijn.

Maar 1 april, dus. Dat was natuurlijk de hele dag lachen, gieren, brullen hier, zo zijn we.

Nee, niet echt, maar Victor heeft wel met veel enthousiasme post-its beschreven en op ruggen geplakt, onderwijl de hele tijd giechelend. Het woordje subtiel is voor hem nog hoog gegrepen.

Leon, die normaal nu met een goede vriend aan zee zou zitten, is snotterig en koortsig, maar voelde zich iets beter dan gisteren en bouwde met LEGO een granaat na. Dat vond Victor het einde, en dus belandde de granaat meer dan eens vlak naast me, met de pin eruit getrokken dan nog. Een paar keer zogezegd paniekerig weglopen was net niet te veel gevraagd, maar ik had ook mijn grenzen (en een hoop administratief werk).

Robin ging vandaag gewoon naar school, maar heeft nu wel twee weken paasvakantie, hoera!

De laatste weken waren best pittig op school, met vooral veel werk voor Frans, en dat is niet bepaald zijn lievelingsvak.

Hij moest een presentatie in zijn eigen Franse woorden doen, en zo heeft hij er niet veel, maar de lerares vond het toch goed, dus dat was fijn. En verder had hij een grote toets over Franse werkwoordvervoegingen. Hij appte me dat hij zijn grand-mère vergeten was, die hij mocht gebruiken tijdens de toets. Grámmaire, vriend, grámmaire, of denk je echt dat oma mag komen helpen?

Ook de laatste bundel van wiskunde, een vak dat hem een pak beter ligt, zorgde voor wat frustratie,  want er moest nogal veel zorgvuldig geconstrueerd worden, en dat is ook zijn ding al niet. En toen hij een punt moest benoemen met de hoofdletter M, gaf hij het maar de kleine letter m, want hij was vergeten hoe hij de hoofdletter M moest schrijven. En dat gaf niet, want hij ging die toch nooit nodig hebben later, die hoofdletter M.

Toen ik hem er fijntjes op wees dat er in zijn eigen naam begot een hoofdletter M komt en zijn euro viel (‘Huh, in Robin? Aaaah, in mijn áchternaam!’), moest hij toch eens schaapachtig lachen.

Zo’n school waar bijna alles digitaal wordt gedaan, het heeft toch ook zijn nadelen. Misschien moeten we deze vakantie maar wat aandacht besteden aan opnieuw leren schrijven. Of misschien ook niet.

Heel even alleenstaande ouder

Vanavond komt Marcel terug van vijf dagen Oostenrijk. Hij is met een van zijn oudste zonen gaan skiën, wat we met het gezin nooit doen, want ik krijg begot stress van een skivakantie waarin ik, je weet het nooit, misschien wel een of meerdere ledematen breek of in een ravijn stort.

Ik ski dus niet graag, en ook helemaal niet goed, en de kinderen hebben het nooit geleerd, dus het was voor Marcel wel erg leuk dat hij met een volwassen zoon kon gaan die het wel kan, en die bijvoorbeeld ook niet jengelt dat het te warm is in de sauna achteraf.

Dat Marcel weg was, was wel even een aanpassing, want hij werkt net als ik van thuis uit en we zijn dus eigenlijk altijd samen.

En meestal vind ik dat heel leuk, hoor, want Marcel is echt een erg aardige man. Maar zo afhankelijk van de tijd van de maand, heb ik ook dagen dat ik hem ’s avonds als de kinderen slapen met een grote zwaai de deur uit wil zwieren, zodat ik potverdorie ook eens alléén kan zijn en nee, stillekes tv-kijken mag dan ook niet.

Natuurlijk plande hij zijn vakantie niet net op die dagen, typisch.

Maar goed, sinds woensdag stond ik dus in mijn uppie volledig in voor het huishouden, de catering en de opvoeding van de jongens, en dat ben ik dus niet gewoon, want Marcel is niet alleen altijd thuis, hij is ook nog eens een extreem nieuwe man, die zich uit zichzelf en zonder morren steevast erg nuttig maakt.

Ik had hem op voorhand gevraagd wat hij altijd doet en ik zeker niet mocht vergeten, en dat lijstje was gelukkig kort. Er stond wel op dat de vuilkar waarschijnlijk vrijdag kwam en dat ik de vuilnisbak dus donderdagavond moest buitenzetten. Al was hij niet zeker, want de planning was veranderd, dus ik moest maar kijken wat de buren deden.

Kijken wat de buren deden, zeg, ik had mijn handen en hoofd meer dan vol. En dus mocht ik dónderdagochtend een spurtje trekken met de vuilnisbak achter me aan, maar hey, het is gelukt. Mocht hij het gezien hebben, mijn sportieve Robin zou trots op me geweest zijn.

Het huishouden alleen runnen en zorgen dat er elke dag lekker en vers eten was (op de frieten van gisterenavond na), dat lukte wel hoor. Alleen waren de technische probleempjes er wat veel aan. Vijf minuten voor Marcel dinsdagnacht vertrok, viel de stroom uit, en hij kon op die korte tijd niet vinden wat het probleem juist was. Geen paniek, lieve lezer, ik zat hier geen vijf dagen zonder elektriciteit, maar de garagepoort wil niet meer opengaan en ik moest een plint onder de keuken uit halen om de afwasmachine via een verlengkabel in een ander stopcontact te steken. En sinds gisteren lekt de kraan in de keuken, zodat we nu voor alles wat met water te maken heeft, naar de badkamer mogen lopen.

Gelukkig maakten mijn lieve jongens veel goed. Robin was echt de hele tijd lief en behulpzaam. Ik wist dat het erin zat, hoor, maar het komt er hier thuis meestal niet zo veelvuldig uit als nu.

Ook Leon heeft deze week extra zijn best gedaan, en heeft heel vaak en fijn met Victor gespeeld, wat ook erg welkom was.

Want Victor zelf deed totaal geen extra moeite om me wat te ontlasten; ik vond hem zelfs wat zeurderiger dan normaal. Misschien miste hij Marcel wel erg, getuige zijn uitspraak ‘Ik ben het al gewoon om zonder papa te zijn, en ik vind het NIET leuk’, en terwijl ik dit schrijf, vraagt hij elke vijf à tien minuten hoe lang het nu nog duurt voor papa terug is.

In ieder geval kan ik zelf niet veel goed meer doen. Waar hij vorige week nog een paar harten op ons groot whiteboard tekende, met daaronder mama en papa (en het ons glunderend en met een blik vol liefde kwam tonen), trok hij deze voormiddag, onderwijl demonstratief naar mij kijkend, een kruis over een van de harten en het woord mama toen ik hem meedeelde dat hij voor nu genoeg schermtijd had gehad:

Maar hoera, over tweeënhalf uur is Marcel terug, en zullen zijn batterijen vast zo opgeladen zijn, dat ik Victor met al zijn jammerklachten, vragen, eisen en bezorgdheden met een gerust hart kan doorverwijzen naar zijn vader, die hij wel nog graag ziet. Ideaal!

De vakantie is alweer voorbij, zeg

Vandaag was de laatste dag van de krokusvakantie. Vooral Robin is daar niet over te spreken, maar goed, hij is dan ook het enige kind hier dat nog naar school gaat, dus dat is wel begrijpelijk.

Toen ik hem daarnet vroeg om even een minuutje met iets te helpen, zei hij: ‘Wil je nu echt dat ik in mijn láátste uren vakantie aan zóiets mijn tijd ga besteden? Morgen moet ik terug naar school, hoor!’

Hij vond de vakantie veel te kort, maar dat had hij op voorhand ook al aangekondigd, dus dat was geen verrassing.

Wat niet hielp, is dat hij een beetje huiswerk voor wiskunde en Frans had, en dat belette hem naar eigen zeggen om ten volle van de vakantie te genieten, want, en ik citeer: ‘ik denk te vaak aan wat ik nog voor school moet doen.’

Ja kind, maak uw huiswerk dan een van de eerste dagen, dan hoeft ge er toch niet meer aan te denken?

Het was belachelijk dat ik zoiets durfde te zeggen. En verder bleek ik ook te veel van hem te verlangen qua huishouden en vooral zijn eigen rommel opruimen, en dat maakte het allemaal nog veel erger, zeg. Het arm schaap.

Wat schoolwerk betreft (en ook vele andere dingen), was ik zelf natuurlijk een voorbeeldig kind, maar Marcel moest met het schaamrood op de kaken bekennen dat hij dat ook steeds uitstelde. Wel ja, schaamrood op de kaken… Eerder met een grijns vertelde hij dat hij op vrijdagavond zijn boekentas in een hoek gooide, om ze er heel misschien zondagavond weer uit te halen om iets voor school te doen. Heel misschien.

Enfin ja, een goed voorbeeld is Marcel weerom niet te noemen, maar gelukkig is Robin van nature plichtsbewuster, dus ik hoef hem niet achter zijn vodden te zitten voor dat huiswerk. Hij zou er gewoon wat minder over moeten klagen, dat zou al fijn zijn.

Leon en Victor hadden ook vakantie, want tijdens schoolvakanties doen we niet aan thuisonderwijs, maar Victor stopt natuurlijk nooit met leren. Hij is de laatste tijd vooral veel bezig met lezen, en zo pikt hij natuurlijk heel wat op. Vandaag nog zei hij: ‘Mama, wist je dat vergrendelt soms met een t en soms met een d geschreven wordt?’

Ja, vriend, dat wist ik, en mijn hart maakt een sprongetje van vreugde dat jij dat al ontdekt hebt. Binnenkort maken we eens tijd voor de dt-regels, ik kan al niet meer wachten.

Leon is helaas iets minder leergierig en in mijn beleving heeft hij vooral veel lamlendig rondgehangen in zijn pyjama afgelopen week. In Leons beleving blijkbaar niet, want zelf vond hij de vakantie te druk, en hij wil de volgende keer meer dagen gewoon thuis zijn zonder bezoek en zonder plannen. Al een geluk dat hij morgen niet naar school hoeft, maar kan bijkomen van de drukke week, zeg.