Langer licht

Het is eind mei, dus Victors verjaardag komt eraan (daar wordt hard naar uitgekeken), de zomervakantie is ook stilaan in zicht (daar wordt nog harder naar uitgekeken, zij het door een andere zoon) en het is vaker fijn weer, en dat is ook al leuk.

De dagen worden ook langer, dus we moeten niet steeds goed op tijd thuis zijn om het kippenluikje te sluiten, en dat is ook wel relax. Ja, ik weet het, er bestaan ook automatische kippenluikjes, maar uiteraard hebben wij een paar eigenwijze kippen die soms ’s avonds niet zelf binnengaan, maar ergens in de ren gaan zitten, en dus is zo’n automatisch luikje geen vos- of marterdichte oplossing en is het voor kipofiel Robin geen optie. Maar dat terzijde.

Enfin, het hoeft voor mij zo niet eigenlijk, die langer wordende dagen. Want na een hele dag omringd te zijn geweest door een of meerdere kinderen, wil ik ’s avonds rust, en het maakt me weinig uit of het dan licht of donker is buiten.

Ik kan op het einde van de dag nog net een twaalf- en dertienjarige verdragen die zich met hun eigen ding bezighouden (waarmee ik geen lichaamsdeel bedoel!), maar geen zesjarige meer, die vanalles wil vragen of vertellen, rustig meeleest op mijn smartphone alsof het allemaal zijn zaken zijn of met veel lawaai legovliegtuigen laat crashen.

En laat het nu net de zesjarige zijn die met geen stokken in bed te krijgen is, nu het ’s avonds lekker lang licht blijft.

Ter illustratie de dialoog die zich gisteren afspeelde, nadat ik vijf minuten eerder al aankondigde dat het bijna tijd was om te gaan slapen:

‘Kom, Victor, we gaan je pyjama aandoen en je tanden poetsen, het is slaaptijd.’
– ‘Heel bijna!’ (zijn standaardantwoord, ik word er gewoon ziek van)
‘Nee, niet heel bijna, echt nu, het is al laat, hoor.’
-‘Het is nog licht buiten, dus het is zeker nog maar namiddag.’
‘Kind, je kunt verdorie kloklezen dus je kunt zelf zien dat het avond is. Het is echt tijd om te gaan slapen.’

En toen we eindelijk boven waren:
‘Jij doet het gordijn alleen maar naar beneden om mij te laten geloven dat het donker is buiten, maar ik wéét dat het nog licht is.’
-‘Het maakt niet uit dat het nog licht is, Victor, het is echt slaaptijd. We kijken niet naar licht of donker om te beslissen of je gaat slapen, je bent toch geen kip, hè. Mama heeft dringend tijd voor zichzelf nodig en jij bent duidelijk moe; het lijkt me dus een win-winsituatie dat jij nu gaat slapen.’
‘Aha, dus jij vindt mij geen leuk kind.’
Voor de moment niet, nee.
– ‘Victor, je bent moe. Je moet echt gaan slapen, nu.’
‘Ik ben helemaal niet moe! *geeuwt* En ik denk dat ik nog honger heb.’

Zo eens een kind dat gewoon gedwee doet wat je van hem verlangt zonder eerst te discussiëren of bijkomende vragen te stellen, dat zou echt luxe zijn. Maar goed, met voor de helft Marcels genen zit dat er sowieso niet in…

Ziek

Minstens twee van mijn kinderen zouden het durven tegenspreken, maar ik ben best nog jong. En ook vitaal, vol levenslust en onlangs nog had ik volgens de dokter indrukwekkend goede bloedresultaten.

Dus toen Leon ziek werd, zo anderhalve week geleden, ging ik er alvast niet vanuit dat ik ging volgen. En zelfs toen Robin en Victor het een paar dagen later ook te pakken hadden, maakte ik me nog geen zorgen over mijn eigen gezondheid. Ik voelde me immers nog kiplekker.

Kiplekker wil echter niet zeggen dat ik door die dagen huppelde als een jong veulen, want daar waren de omstandigheden niet echt naar.

Ik ga nu geen namen noemen, maar ik had een kind dat rochelend in de zetel lag en om het minste boos werd, een kind dat lijkbleek alleen maar scheen te wachten tot de dag over was, terwijl het af en toe weeklaagde dat het het haatte om ziek te zijn en een kind dat afwisselend veeleisend, zeurderig en huilerig was, maar wel aanhoudend hangerig. En alle drie hadden ze bijna geen eetlust, wat wel goedkoop is en dus langs de ene kant welkom in deze tijden van torenhoge inflatie, maar ik zag het toch liever anders.

Wat ik liever ook anders zag, waren de quasi slapeloze nachten, uiteraard aaneengesloten, met eerst een Victor die onrustige koortsdromen had, dan een kreunende en snotsnuivende Victor, daarna een voortdurend hoestende Victor en ten slotte een heerlijk slapende, maar luid snurkende Victor.

En en passant werd er ’s nachts op een onbewaakt moment vol in mijn gezicht gehoest, niesde meneer wel twee keer op mijn boterham en had hij de sterke voorkeur om ook overdag op mij of toch ten minste vlak naast mij te vertoeven.

Je snapt wel, lieve lezer, dat zelfs een fit en sterk lichaam als het mijne niet opgewassen is tegen zo veel virusgeweld in combinatie met totale uitputting. En dus voelde ik woensdagavond dat er iets leek te broeien bij mij, en vreesde ik donderdag voor de echte griep, want man man man, zo slecht had ik me in geen tijden gevoeld. Gelukkig was het vrijdag al duidelijk beter, dus dat was vals alarm.

Maar een pittig virus was het wel. Robin is intussen weer de oude, maar Leon en Victor, die eerst beter waren, zijn een beetje hervallen, al gaat het met hen intussen ook wel weer de goede kant op.

Alleen Marcel is gespaard gebleven, al voelde hij zich gisteren ‘toch ook een beetje zwak, hoor’, maar dat was misschien omdat hij drie dagen in zijn eentje het hele huishouden heeft rechtgehouden, het arme schaap.

Gelukkig ben ik sinds vandaag weer min of meer op de been, al staat mijn energiepeil nog op het niveau dat ik keuzes moet maken. Ik kan niet én de keuken opruimen én de was ophangen bijvoorbeeld, want dan krijg ik elastieken benen. Dus nadat de keuken klaar was, werd het deze blogpost schrijven. Hoera!

1 april

Lieve lezers die deze blog al een tijdje volgen, weten inmiddels dat ik erg vlijtig ben en altijd netjes mijn zaakjes op orde heb.

Oké, oké, dat is misschien lichtelijk overdreven. Toch haalde ik laatst met het mooie lenteweer de winterjassen van de kapstok en verving ze door minder warme exemplaren. En verder legde ik mijn dikke truien al ergens hoog in de kast, in de hoop ze pas in oktober weer tevoorschijn te moeten halen.

Vandaag is het 1 april en heeft het gesneeuwd. Volgende keer wacht ik echt tot de IJsheiligen gepasseerd zijn.

Maar 1 april, dus. Dat was natuurlijk de hele dag lachen, gieren, brullen hier, zo zijn we.

Nee, niet echt, maar Victor heeft wel met veel enthousiasme post-its beschreven en op ruggen geplakt, onderwijl de hele tijd giechelend. Het woordje subtiel is voor hem nog hoog gegrepen.

Leon, die normaal nu met een goede vriend aan zee zou zitten, is snotterig en koortsig, maar voelde zich iets beter dan gisteren en bouwde met LEGO een granaat na. Dat vond Victor het einde, en dus belandde de granaat meer dan eens vlak naast me, met de pin eruit getrokken dan nog. Een paar keer zogezegd paniekerig weglopen was net niet te veel gevraagd, maar ik had ook mijn grenzen (en een hoop administratief werk).

Robin ging vandaag gewoon naar school, maar heeft nu wel twee weken paasvakantie, hoera!

De laatste weken waren best pittig op school, met vooral veel werk voor Frans, en dat is niet bepaald zijn lievelingsvak.

Hij moest een presentatie in zijn eigen Franse woorden doen, en zo heeft hij er niet veel, maar de lerares vond het toch goed, dus dat was fijn. En verder had hij een grote toets over Franse werkwoordvervoegingen. Hij appte me dat hij zijn grand-mère vergeten was, die hij mocht gebruiken tijdens de toets. Grámmaire, vriend, grámmaire, of denk je echt dat oma mag komen helpen?

Ook de laatste bundel van wiskunde, een vak dat hem een pak beter ligt, zorgde voor wat frustratie,  want er moest nogal veel zorgvuldig geconstrueerd worden, en dat is ook zijn ding al niet. En toen hij een punt moest benoemen met de hoofdletter M, gaf hij het maar de kleine letter m, want hij was vergeten hoe hij de hoofdletter M moest schrijven. En dat gaf niet, want hij ging die toch nooit nodig hebben later, die hoofdletter M.

Toen ik hem er fijntjes op wees dat er in zijn eigen naam begot een hoofdletter M komt en zijn euro viel (‘Huh, in Robin? Aaaah, in mijn áchternaam!’), moest hij toch eens schaapachtig lachen.

Zo’n school waar bijna alles digitaal wordt gedaan, het heeft toch ook zijn nadelen. Misschien moeten we deze vakantie maar wat aandacht besteden aan opnieuw leren schrijven. Of misschien ook niet.

Heel even alleenstaande ouder

Vanavond komt Marcel terug van vijf dagen Oostenrijk. Hij is met een van zijn oudste zonen gaan skiën, wat we met het gezin nooit doen, want ik krijg begot stress van een skivakantie waarin ik, je weet het nooit, misschien wel een of meerdere ledematen breek of in een ravijn stort.

Ik ski dus niet graag, en ook helemaal niet goed, en de kinderen hebben het nooit geleerd, dus het was voor Marcel wel erg leuk dat hij met een volwassen zoon kon gaan die het wel kan, en die bijvoorbeeld ook niet jengelt dat het te warm is in de sauna achteraf.

Dat Marcel weg was, was wel even een aanpassing, want hij werkt net als ik van thuis uit en we zijn dus eigenlijk altijd samen.

En meestal vind ik dat heel leuk, hoor, want Marcel is echt een erg aardige man. Maar zo afhankelijk van de tijd van de maand, heb ik ook dagen dat ik hem ’s avonds als de kinderen slapen met een grote zwaai de deur uit wil zwieren, zodat ik potverdorie ook eens alléén kan zijn en nee, stillekes tv-kijken mag dan ook niet.

Natuurlijk plande hij zijn vakantie niet net op die dagen, typisch.

Maar goed, sinds woensdag stond ik dus in mijn uppie volledig in voor het huishouden, de catering en de opvoeding van de jongens, en dat ben ik dus niet gewoon, want Marcel is niet alleen altijd thuis, hij is ook nog eens een extreem nieuwe man, die zich uit zichzelf en zonder morren steevast erg nuttig maakt.

Ik had hem op voorhand gevraagd wat hij altijd doet en ik zeker niet mocht vergeten, en dat lijstje was gelukkig kort. Er stond wel op dat de vuilkar waarschijnlijk vrijdag kwam en dat ik de vuilnisbak dus donderdagavond moest buitenzetten. Al was hij niet zeker, want de planning was veranderd, dus ik moest maar kijken wat de buren deden.

Kijken wat de buren deden, zeg, ik had mijn handen en hoofd meer dan vol. En dus mocht ik dónderdagochtend een spurtje trekken met de vuilnisbak achter me aan, maar hey, het is gelukt. Mocht hij het gezien hebben, mijn sportieve Robin zou trots op me geweest zijn.

Het huishouden alleen runnen en zorgen dat er elke dag lekker en vers eten was (op de frieten van gisterenavond na), dat lukte wel hoor. Alleen waren de technische probleempjes er wat veel aan. Vijf minuten voor Marcel dinsdagnacht vertrok, viel de stroom uit, en hij kon op die korte tijd niet vinden wat het probleem juist was. Geen paniek, lieve lezer, ik zat hier geen vijf dagen zonder elektriciteit, maar de garagepoort wil niet meer opengaan en ik moest een plint onder de keuken uit halen om de afwasmachine via een verlengkabel in een ander stopcontact te steken. En sinds gisteren lekt de kraan in de keuken, zodat we nu voor alles wat met water te maken heeft, naar de badkamer mogen lopen.

Gelukkig maakten mijn lieve jongens veel goed. Robin was echt de hele tijd lief en behulpzaam. Ik wist dat het erin zat, hoor, maar het komt er hier thuis meestal niet zo veelvuldig uit als nu.

Ook Leon heeft deze week extra zijn best gedaan, en heeft heel vaak en fijn met Victor gespeeld, wat ook erg welkom was.

Want Victor zelf deed totaal geen extra moeite om me wat te ontlasten; ik vond hem zelfs wat zeurderiger dan normaal. Misschien miste hij Marcel wel erg, getuige zijn uitspraak ‘Ik ben het al gewoon om zonder papa te zijn, en ik vind het NIET leuk’, en terwijl ik dit schrijf, vraagt hij elke vijf à tien minuten hoe lang het nu nog duurt voor papa terug is.

In ieder geval kan ik zelf niet veel goed meer doen. Waar hij vorige week nog een paar harten op ons groot whiteboard tekende, met daaronder mama en papa (en het ons glunderend en met een blik vol liefde kwam tonen), trok hij deze voormiddag, onderwijl demonstratief naar mij kijkend, een kruis over een van de harten en het woord mama toen ik hem meedeelde dat hij voor nu genoeg schermtijd had gehad:

Maar hoera, over tweeënhalf uur is Marcel terug, en zullen zijn batterijen vast zo opgeladen zijn, dat ik Victor met al zijn jammerklachten, vragen, eisen en bezorgdheden met een gerust hart kan doorverwijzen naar zijn vader, die hij wel nog graag ziet. Ideaal!

De vakantie is alweer voorbij, zeg

Vandaag was de laatste dag van de krokusvakantie. Vooral Robin is daar niet over te spreken, maar goed, hij is dan ook het enige kind hier dat nog naar school gaat, dus dat is wel begrijpelijk.

Toen ik hem daarnet vroeg om even een minuutje met iets te helpen, zei hij: ‘Wil je nu echt dat ik in mijn láátste uren vakantie aan zóiets mijn tijd ga besteden? Morgen moet ik terug naar school, hoor!’

Hij vond de vakantie veel te kort, maar dat had hij op voorhand ook al aangekondigd, dus dat was geen verrassing.

Wat niet hielp, is dat hij een beetje huiswerk voor wiskunde en Frans had, en dat belette hem naar eigen zeggen om ten volle van de vakantie te genieten, want, en ik citeer: ‘ik denk te vaak aan wat ik nog voor school moet doen.’

Ja kind, maak uw huiswerk dan een van de eerste dagen, dan hoeft ge er toch niet meer aan te denken?

Het was belachelijk dat ik zoiets durfde te zeggen. En verder bleek ik ook te veel van hem te verlangen qua huishouden en vooral zijn eigen rommel opruimen, en dat maakte het allemaal nog veel erger, zeg. Het arm schaap.

Wat schoolwerk betreft (en ook vele andere dingen), was ik zelf natuurlijk een voorbeeldig kind, maar Marcel moest met het schaamrood op de kaken bekennen dat hij dat ook steeds uitstelde. Wel ja, schaamrood op de kaken… Eerder met een grijns vertelde hij dat hij op vrijdagavond zijn boekentas in een hoek gooide, om ze er heel misschien zondagavond weer uit te halen om iets voor school te doen. Heel misschien.

Enfin ja, een goed voorbeeld is Marcel weerom niet te noemen, maar gelukkig is Robin van nature plichtsbewuster, dus ik hoef hem niet achter zijn vodden te zitten voor dat huiswerk. Hij zou er gewoon wat minder over moeten klagen, dat zou al fijn zijn.

Leon en Victor hadden ook vakantie, want tijdens schoolvakanties doen we niet aan thuisonderwijs, maar Victor stopt natuurlijk nooit met leren. Hij is de laatste tijd vooral veel bezig met lezen, en zo pikt hij natuurlijk heel wat op. Vandaag nog zei hij: ‘Mama, wist je dat vergrendelt soms met een t en soms met een d geschreven wordt?’

Ja, vriend, dat wist ik, en mijn hart maakt een sprongetje van vreugde dat jij dat al ontdekt hebt. Binnenkort maken we eens tijd voor de dt-regels, ik kan al niet meer wachten.

Leon is helaas iets minder leergierig en in mijn beleving heeft hij vooral veel lamlendig rondgehangen in zijn pyjama afgelopen week. In Leons beleving blijkbaar niet, want zelf vond hij de vakantie te druk, en hij wil de volgende keer meer dagen gewoon thuis zijn zonder bezoek en zonder plannen. Al een geluk dat hij morgen niet naar school hoeft, maar kan bijkomen van de drukke week, zeg.

Bemoedigende woorden

Gisteren deed ik sinds lang nog eens iets van spieroefeningen, want nu ik (al lang) geen baby’s, peuters of kleuters meer moet heffen, kwijnt mijn lichaampje langzaamaan weg en dat kan niet de bedoeling zijn.

Nog vóór Robin naar school vertrok, stond ik al min of meer enthousiast een YouTube full body workout te doen. Dat alleen al zou voor een daverend applaus of toch op zijn minst bewonderende blikken van mijn gezinsleden moeten gezorgd hebben.

Maar nee hoor.

Robin trok een wenkbrauw op toen hij me zag squatten, wierp een blik op de razend knappe lesgeefster met prachtig figuur inclusief subtiel sixpack, en sprak de bemoedigende woorden: ‘Die vrouw kan het wel veel beter als u.’

Dit had ik willen zeggen:

‘Ten eerste, en hoe vaak moet ik het nog herhalen, het is ‘dan gij’ en niet ‘als u’. En verder: zoudt ge het denken, Robin? Die vrouw is begot vijftien jaar jonger dan ik,  en ze heeft geen drie kinderen gedragen, op de wereld gezet, met haar eigen lijf gevoed en er jarenlang haar slaap voor gelaten. Nee, zíj kon lekker onbezorgd sporten zonder honderdduizend keer per dag onderbroken te worden door haar nageslacht. En waarschijnlijk is ze ook minder lui, euh moe, dan ik. En laat mij nu!’

Maar ik zweeg. Ik had mijn adem nodig voor andere dingen.

Even later vertrok Robin naar school, en kwam Victor bij mij hangen. Hoeveel moet een mens zo ’s morgens vroeg verdragen, zeg?

Toen ik voor de zoveelste keer een halve minuut stond te planken en ja, oké, trilde van de inspanning, vroeg hij ongelovig: ‘Vind jij dat moeilijk?!?’

Elke keer als de lesgeefster een nieuwe oefening toonde: ‘Dat is keigemakkelijk!!’

Toen ik even een slok uit mijn drinkfles nam tijdens de paar seconden rust die me na elke vijf oefeningen gegund werden: ‘Die mevrouw heeft geen water, hoor.’

Toen ik een stretchoefening lichtjes aanpaste: ‘Waarom zet jij je handen op de grond?’

En toen ik na afloop zwetend opstond om te gaan douchen: ‘Waarom ben jij helemaal nat?’

Na mijn douche was ik uiteraard weer mijn frisse, energieke zelf, maar zo tegen het einde van de dag voelde ik toch wel aan vooral mijn beenspieren dat die duchtig werk hadden verricht die ochtend. Ik zei er terloops iets van, niet eens klaaglijk, maar het leverde me toch wat hoongelach van Robin op.

Je ziet, lieve lezer, voor die kinderen van mij is een carrière als sportcoach echt wel weggelegd…

Enfin, vandaag is dus de dag na die full body workout, en ik heb precies dringend een full body masságe nodig nu. Even Marcel gaan zoeken ;-).

Ups en downs

Het leven gaat met ups en downs, en het lijkt er sterk op dat mijn blog het eerste is wat ik verwaarloos, nog vóór het huishouden, als het wat minder gaat, als ik het drukker heb dan normaal of als ik in mijn hoofd te veel met andere dingen bezig ben.

Ik begin dus maar met mij te excuseren, lieve lezer, dat het begot twee maanden geleden is dat ik nog iets postte, en ik beloof bij dezen meteen plechtig dat ik weer meer ga schrijven. Want behalve hopelijk wat entertainment voor jou, is deze blog toch ook wel een hobby, en ik heb al zo weinig hobby’s (of telt YouTube-filmpjes kijken ook?) dat het wel erg zielig wordt als schrijven zou wegvallen.

Maar goed, doordat ik hier zo lang niet geschreven heb, ben je ook niet op de hoogte van wat er wel niet allemaal gebeurd is ondertussen. Zoals ons hele gezin in de Covid-ziekenboeg, en een extra kind dat thuisonderwijs krijgt. Allez ja, het was al een kind van ons, hoor, want het is Leon maar, die kort gezegd en zacht uitgedrukt toch niet erg gelukkig werd van school. Ik wijd er in een volgende blogpost ongetwijfeld verder over uit.

Maar ups en downs dus, en sinds we kinderen hebben al helemaal. Het was in hun prille kindertijd extremer, maar ook nu nog hebben ze alle drie periodes waarin ze zo lief en leuk zijn dat ik er in een onbewaakt en, ik geef het toe, onnozel, onrealistisch, onverantwoord en belachelijk hormonaal moment nog wel een zou willen (gelukkig heb ik Marcel om me tegen te houden), en periodes waarin ik me afvraag waarom ik in godsnaam niet geleerd was na één kind, en waarom ik kinderen zonder broers of zussen zielig vond.

Momenteel zitten ze hier alle drie in een best aangename periode, maar tot voor kort was dat vooral met Victor helemaal niet het geval.

Nu moet je weten dat Victor in zijn normale doen geregeld dingen zegt als:

‘Jij bent de liefste vrouw van de hele wereld, en papa is de liefste man.’
‘Hier lig ik nu, naast deze mooie vrouw.’
‘‘Amai, je hebt iets moois aan, mama. Maar ja, al jouw kleren zijn eigenlijk wel mooi, hè.’
en
‘‘Ik zie grijs haar daar, maar ik vind dat mooi, hoor, grijs haar.’

Je ziet, dat kind is helemaal zot van zijn ouders en kan dat gewoonlijk niet genoeg benadrukken.

Nu ging het ietwat anders. Zo was hij een keertje boos omdat ik geïrriteerd op hem had gereageerd nadat hij al een héle dag ambetant deed.

Ik zei te mijner verdediging:
‘Ja zeg, mijn geduld is niet eindeloos, hè Victor, ik ben ook maar een mens.’
– ‘Een slecht mens!!’

En verder deelde hij me geregeld mee dat hij me niet meer graag zag en dat hij me nooit meer wou zien, bijvoorbeeld omdat hij niet à volonté koeken mocht eten, omdat ik geen zin had om uit mijn hoofd een legovliegtuigje te bouwen of omdat hij ’s avonds na het tandenpoetsen geen glas sap meer mocht.

Sinds een week of wat zit hij gelukkig weer prima in zijn vel. Gisteren zei hij bijvoorbeeld: ‘Ik zie u voor altijd graag! Misschien ga ik ooit nog wel eens zeggen dat ik u niet meer graag zie, maar ik meen dat dan niet.’

Allez gij! Maar lief dat je het zegt, kind. Ik zal er u te gepasten tijde aan herinneren.

Een belangrijke rechtzetting

Ik lees geregeld voor uit mijn blog aan mijn kinderen, want die vinden dat leuk, echt waar. Vooral Victor vindt hem hilarisch zodra hij er zelf in voorkomt. Roald Dahl en David Walliams verbleken hier in vergelijking met mijn blog, je kunt het bijna niet geloven. Oké, oké, dat is overdreven, ik geef het toe.

Maar ik lees er dus wel uit voor, op mijn of hun verzoek, dat laat ik in het midden, en na het aanhoren van mijn laatste post over zijn ‘talenkennis’, maakte Victor me er attent op dat ik een belangrijke rechtzetting moest doen: ‘Je bent een taal vergeten! Ik kan ook Duits! Eins zwei drei Polizei saufen!’ Dus bij dezen: hij spreekt ook vijf woorden Duits. Of hij er ver mee gaat komen, tja, dat lijkt me duidelijk.

Waar hij ook niet ver mee gaat komen, is met het oplossen van raadseltjes. De klassiekers, daar tuint hij steevast in. Want ork, ork, ork, volgens Victor eet je soep met een vork, hoor. En oppe, oppe, oppe, als het groen is moet je stoppen. En toen ik vroeg: ‘Jantjes vader heeft drie zonen: Kwik, Kwek en …?’, riep hij enthousiast: ‘Kwok!’ Ik weet ook niet wat er van dit kind moet worden.

Gelukkig vindt hij vraagstukken uit een saaie wiskundemethode ook leuke raadseltjes (ik profiteer er maar van zolang het duurt). En gelukkig gaat het oplossen daarvan wel een stuk beter.

Het was even afwachten hoe dit kind om zou gaan met het schrijven van de bewerking van een vraagstuk. Robin kon die jarenlang totaal niet geven, want het juiste antwoord kwam op een scherm in zijn hoofd (zijn woorden), en nee, hij wist ook niet hoe dat daar gekomen was.

Leon had dan weer de tactiek om gewoon een bewerking te bedenken die paste bij de uitkomst. Bij het vraagstuk ‘In de klas zitten 32 kinderen, en 17 kinderen zijn meisjes. Hoeveel jongens zitten er in de klas?’, schreef hij ooit 5 x 3 = 15 bij de bewerking. En ik moest daar maar niet over zeuren.

Ik had gehoopt dat Victor wel wat metacognitieve vaardigheden bezat, maar dat bleek ijdele hoop. Onlangs ging hij berekenen hoeveel glazen nog leeg waren als er in totaal 42 glazen waren en er al 31 gevuld waren. Poepsimpel, vond hij, en bij de bewerking schreef hij: ‘5 + 6 = 11’. Zucht. ‘Ja, maar, dat is toch juist, 5 + 6 is toch 11? En er zíjn toch ook 11 lege glazen?’

Maar ik mag niet klagen, echt niet. Want het is zó leuk om een kind in huis te hebben dat echt plezier heeft in leren, over wat dan ook. Hij vindt zo goed als alles interessant, en is de hele dag af en aan bezig met vooral rekenen en schrijven.

Een paar dagen geleden kwam hij giechelend de prachtig geschreven woorden ‘prot’, ‘sget’ en ‘wint’ tonen, en vandaag ‘fart’ en ‘pis’. Aan zijn spelling is nog werk, ja. En ook aan zijn gevoel voor humor. Dat laatste komt hopelijk vanzelf. Maar uit ervaring weet ik dat dat nog járen kan duren. Nietwaar, Marcel?

Over judo en vreemde talen

Sinds dit schooljaar heeft Victor een heuse hobby: twee keer per week trekken we naar de sporthal voor een uurtje judo.

Beslissen of dat voor hem wel de goede hobby was, had wel nogal wat voeten in de aarde, want Victor is een kind dat graag eerst een tijdje de kat uit de boom kijkt.

Ter illustratie: je hebt kinderen die in een binnenspeeltuin niet weten hoe snel ze hun schoenen uit moeten doen om zich daarna met oorverdovende oerkreten in het ballenbad te storten, en je hebt kinderen als Victor. Die moet altijd eerst op schoot ontdooien, wennen aan het lawaai en rondkijken, en dan wachten tot er niet te veel kinderen meer zijn, en dán, met wat geluk, komt hij los en heeft hij best een leuke tijd.

Het is al een stuk beter dan vroeger, hoor, en hij heeft het ook van geen vreemden. En hey, met mij is het ook goed gekomen, al zeg ik zelf.

Maar beslissen of hij eens een judoles wou proberen, daar moest hij toch ook echt zijn tijd voor nemen. En geen kwartiertje of zo, maar drie volledige lessen, die hij vanaf de kant in detail observeerde, terwijl hij zorgvuldig nadacht of hij het misschien ook wel leuk zou vinden.

Na rijp beraad besloot hij ervoor te gaan, en dat was zijn beste beslissing ooit, volgens mij.

Hij gaat dolgraag, en wil oprecht een goede judoka worden, en dus zien we hier geregeld een jongetje passeren in zijwaartse bijtrekpas, een jongetje dat steeds opnieuw achterwaarts over zijn schouders rolt op de mat in de living en een jongetje dat een gewillige grote broer in een houdgreep legt, en nog juist ook.

Een bijkomend voordeel van die judolessen is dat hij er ook enkele woordjes Japans leert, en laat vreemde talen nu net iets zijn waar hij de laatste tijd bijzonder enthousiast over is.

Naast dat Japans, spreekt hij ook enkele woordjes Russisch, Chinees en Spaans. Enkele woordjes dus, als in een of twee of heel misschien drie. Niets om over naar huis te schrijven, maar Victor is er trots op.

In het Frans kan hij iets meer, zoals een klein beetje tellen en een paar woorden, maar dan wel echt de juiste om een verpletterende indruk te maken. Toen de directrice van Leons school vorig schooljaar aan Victor vroeg of hij ook al Frans kon, haalde die nonchalant zijn schouders op en zei: ‘Français’. Ze keek verwonderd, knikte goedkeurend en verdween voor ik kon zeggen dat dat het enige woord was dat hij toen kende, naast ‘boshoer’ nasaal uitgesproken, geleerd van een van mijn broers (een leraar, nota bene).

Het is wel duidelijk Engels waar zijn hart ligt, want dat spreekt hij hier dagelijks, of toch iets wat daarvoor moet doorgaan.

Behalve de I have can’t waar ik vorige keer iets over vertelde, heeft hij de laatste dagen vooral de neiging om Nederlandse woorden uit te spreken met de klank ‘ie’ er ergens in, en dat moet dan doorgaan voor Engels.

Dat gaat dan ongeveer zo:

‘Mama, hoeveel poten heeft een spin ook alweer?’
-‘Acht’
‘Aha. Eight piet.’

En

‘Allez, Victor, doe uw kousen aan, vriend, we zijn al te laat.’
-‘Yes, okay, I have my kies.’

Ik word daar soms moe van, lieve lezer, hoe zoudt ge zelf zijn, zeg? Maar het betert wel, hè. Ooit.

Kunde gij zonder fouten schrijven?

Mensen die spelfouten maken, je hebt ze in alle soorten en maten. Ook heel intelligente en/of hoogopgeleide mensen zijn soms slechte spellers. Omdat ze het nooit goed hebben geleerd op school. Omdat ze dyslexie hebben. Omdat het hen geen hol interesseert.

Dat neemt allemaal niet weg dat ik graag zou hebben dat mijn kinderen, waarvan er minstens twee geen dyslexie hebben (over de derde kan ik daarover nog geen uitspraken doen), meer dan behoorlijke spellers worden.

De twee oudsten zijn alvast goed op weg. Leon is net als ik van nature een goede speller (en een gretige lezer, dat speelt ongetwijfeld mee), en maakt slechts zelden een fout. Hij doet me denken aan mezelf toen ik klein was: een kei in spelling, hoewel dat onnozele kofschip en de regel van ‘mondje open, lettertje lopen’ me helemaal niets zeiden. Ik knikte braaf en deed mijn eigen ding, en dat was toch altijd juist.

Robin heeft wat meer moeite gehad met spelling (‘ze weten zo ook wel wat ik bedoel’), maar ging de laatste paar jaar met sprongen vooruit, helemaal vanzelf. Ik krijg al lang geen pijn meer aan mijn ogen als ik zijn teksten lees.

Bij beide jongens ben ik al wel het gevreesde ‘is’ in plaats van ‘eens’ tegengekomen, en ook al ‘men allerliefste mama’. Oké, oké, ik weet niet meer zeker dat er ‘allerliefste mama’ achter kwam. Oké, oké, ik weet het wel nog. Niet dus.

Maar goed, ze zijn er dus nog niet, maar ze komen er wel. Mag ik begot hopen.

En dan is Victor er nog. Ik leer hem lezen, schrijven en spellen met de Alfabetcode, die radicaal anders is dan de traditionele Vlaamse en Nederlandse taalmethodes. Voor mij houdt ze alvast veel steek.

We zijn nog maar sinds september bezig, en zitten nog in de fase van de basiskoppelingen, wat erop neerkomt dat Victor de meest voorkomende letter(combinatie) leert voor alle klanken die in het Nederlands voorkomen.

We doen zo goed als elke dag een klank, en voor hij begint te schrijven, bedenkt hij eerst een paar woorden waar die klank in voorkomt.

Dat gaat meestal gewoon goed, maar soms ook niet. Ik illustreer even met twee voorbeelden:

‘Ken je een woord met een eu, Victor?’
-‘Amai, een eu.’

En enkele dagen later, met de oe:
‘Oemai.’

In een later stadium van het leerproces, ziet juist leren spellen er met de Alfabetcode anders uit dan ‘we verdubbelen de medeklinker na een korte klinker, maar niet bij banaanwoorden natuurlijk, ah nee, en ja, ik weet het, zo zijn er wel veel, hè.’, waarmee ik Robin heb zitten ambeteren (sorry, vriend, ik wist niet beter). Ik geef nog wel eens een update als het zover is.

Of de Alfabetcode effectief is, dat is sowieso nog afwachten. Het zou natuurlijk ook zomaar kunnen dat Victor een spellingstalent is, hoewel wiskunde nog steeds favoriet is hier. Ik heb deze namiddag ruim een half uur sommen voor hem moeten bedenken in de auto, ik weet ook niet waar ik dat aan verdiend heb (‘Jij wou een kind!’, zou hij zelf zeggen).

Ah, en Engels, dat begint ook. Al kan ik niet zeggen dat dat al vlot loopt, want ik hoor hier al weken te pas en te onpas ‘I have can’t’ , en hij zegt zelf ook niet te weten wat dat betekent. Ach ja, het kind lijkt uiterlijk op mij en is rustig en beleefd. Marcels genen moeten zich ook érgens uiten, hè…