
Frans. Zucht. Dat zegt al veel, zeker?
Robin en Leon vinden het niet leuk, hebben er maar weinig aanleg voor en zien ook het nut niet.
’Iedereen kan toch Engels?’
Nee, vriend, die chauvinistische Fransen niet.
’Ik ga dat later nooit nodig hebben.’
Bijna de helft van de Belgische bevolking is Franstalig, hè.
’Ja maar, ik wil later naar Noorwegen verhuizen.’
Niks van! Je gaat binnen een straal van 20 kilometer rond mij wonen. Ik kan je niet missen, hoor.
Enfin, ik hoopte dat het bij Victor anders zou gaan. Want die kon op vijfjarige leeftijd immers al de vervoeging van être (samen met zijn broers geleerd omdat hij altijd wel in de buurt was), en wist er Robin een paar jaar later fijntjes op te wijzen dat hij voor de passé composé eerst een vorm van avoir nodig had.
Ik was natuurlijk weer te optimistisch.
Hij is intussen tien en onlangs leerde hij zelf de vervoeging van avoir. We waren er een hele les mee bezig geweest, maar toen ik hem de dag nadien vroeg welke vorm van avoir er bij ’vous’ hoorde, zei hij twijfelend: ’Au revoir?’

Geen gouden tip dus deze keer. Wel een vraag: heb jij iets gevonden dat wél werkt voor Frans?
Want ik ben er duidelijk nog niet uit.
Liefs,
Elke
Moeder aan de haard
