Socialisatie bij thuisonderwijs: de mythe ontkracht
Met inzichten van Gordon Neufeld, Gabor Maté en John Holt
Dinsdagochtend in de supermarkt. Een kennis ziet me met Victor, mijn zoon van tien. ‘Geen school vandaag?’
Victor schudt zijn hoofd. ‘Ik doe thuisonderwijs.’
Haar wenkbrauw gaat omhoog. Haar blik zoekt de mijne. En dan komt het. Ik zeg het nog net niet met haar mee.
‘Oeioei, en wat dan met de socialisatie?’
Als je thuisonderwijs geeft, heb je die vraag gegarandeerd al tien keer gehoord. Van familie. Van de buurvrouw. Van die ene tante op verjaardagen die haar meestal ongefundeerde mening graag met iedereen deelt.
Want veel mensen denken dat een kind zonder klasgenoten automatisch een sociaal onhandige zonderling wordt. Iemand die later met moeite een baan vindt en geen vrienden heeft.
Oké oké, ik overdrijf misschien een beetje. Maar algemeen wordt wél aangenomen dat kinderen school echt nodig hebben om zich sociaal goed te ontwikkelen.
Spoiler: dat is niet waar. Verre van zelfs.
En dat is niet alleen mijn mening. Ontwikkelingspsycholoog Gordon Neufeld, trauma-expert Gabor Maté en onderwijsdenker John Holt zijn het erover eens: echte socialisatie gebeurt niet door kinderen in grote groepen bij elkaar te zetten, maar door veilige hechting, volwassen voorbeeldgedrag en deelname aan het echte leven.
In dit artikel leg ik je graag uit wat socialisatie volgens die experts precies betekent, en waarom thuisonderwijs net goed is voor de sociale ontwikkeling van een kind.
Dit komt aan bod:
– De belangrijkste aspecten van socialisatie
– Hoe leren kinderen het best socialiseren?
– Waarom scholen vaak tekortschieten
– Peer orientation: het extra probleem van scholen
Wat is socialisatie?
Voor ik ga uitleggen hoe kinderen het best socialiseren, wil ik eerst even duidelijk maken wat socialisatie eigenlijk ís.
Want heel veel mensen gebruiken dat woord terwijl ze eigenlijk gewoon bedoelen: ‘veel tijd doorbrengen met leeftijdsgenootjes’.
Dat is het niet.
Socialisatie is leren een evenwichtig mens te worden.
Iemand die niet bij elke tegenslag begint te drammen dat het oneerlijk is. Die weet wanneer hij zijn mond moet houden, maar ook niet over zich heen laat lopen. Die kan samenwerken zonder constant zijn zin door te drijven.
Kortom: een fijn mens om mee om te gaan.
Die vaardigheden zijn niet aangeboren. Een peuter die gilt om de verkeerde beker. Een kind dat het spelbord omgooit omdat hij verloren heeft. Normaal gedrag voor kinderen, maar van volwassenen verwachten we beter.
Socialisatie betekent: emotionele, sociale en morele tools ontwikkelen. Leren rekening houden met anderen zonder jezelf uit het oog te verliezen. Leren hoe menselijk samenleven werkt.
En zoals je zo meteen zal zien, bestaat socialisatie uit meerdere aspecten. Laten we die eens op een rijtje zetten.
De belangrijkste aspecten van socialisatie
Emotieregulatie
Een driejarige die hyperventileert om een verkeerd doorgesneden boterham? Dat is geen dramaqueen – zijn prefrontale cortex is letterlijk nog niet genoeg ontwikkeld om emoties te reguleren.
Gelukkig kan jouw volwassen brein dat wél. En dus help je.
Dat doe je niet door te zeggen:
- ‘Stop nu maar met wenen, we weten het nu wel.’
- ‘Zo erg is het nu ook weer niet.’
- ‘Boos zijn ga je maar op je kamer doen.
Want daarmee leer je alleen dat emoties er niet mogen zijn.
Wat dan wel?
Door eerst en vooral zelf rustig te blijven. Want boos worden op je hevig teleurgestelde kind is verre van constructief, ook niet als hij net een ijsje op heeft en nu een tweede eist.
Daarnaast helpt het om nabijheid en troost te bieden, en om woorden te geven aan de emoties: ‘Je voelt je heel teleurgesteld omdat je geen tweede ijsje mag. Dat snap ik, ijsjes zijn ook superlekker. Als je een knuffel wilt: ik zit hier naast je.’
Is dat altijd makkelijk? Nee. Kost het tijd? Ja, begot, en veel ook. Maar het is wel belangrijk.
Empathie en inlevingsvermogen
Een tweede aspect is empathie: aanvoelen wat iemand anders voelt en nodig heeft.
Ook dat moet groeien bij kinderen. Het is doodnormaal dat een baby alleen maar aan zichzelf denkt. Maar tijdens het opgroeien leert hij dat hij niet het middelpunt van de wereld is, en dat iedereen gevoelens heeft die ertoe doen.
Communicatie
Praten, luisteren, onderhandelen en grenzen aangeven zijn vaardigheden die je als volwassene dagelijks nodig hebt.
Kinderen leren die het makkelijkst in kleine, veilige contexten met volwassenen. Niet door met veel leeftijdsgenoten bij elkaar te zitten.
Want drie keer raden wie er meer zal leren over onderhandelen: een kind dat aan de keukentafel met zijn ouders en broertje overlegt wat de volgende vakantiebestemming wordt, of een kind dat op de speelplaats knallende ruzie heeft over wie er het eerst op de schommel mag?
Zelfcontrole
Zelfcontrole betekent kort gezegd: eerst denken, dan doen. Maar in grote groepen met stress en competitie lukt dat kinderen zelden.
Ik geef je een voorbeeld uit eigen ervaring.
Toen mijn oudste zoon Robin zes was, kwam er in de klas een politieagent vertellen over verkeersveiligheid. Hij drukte de kinderen op het hart om nooit zomaar de straat op te lopen, maar altijd eerst goed te kijken of er geen auto aan kwam. Links, rechts en dan weer links, dat hele verhaal.
Na het lesje gingen ze met zijn allen naar buiten. De agent herhaalde zijn boodschap: ‘Nóóit zomaar oversteken zonder te kijken!’
En toen riep hij, waarschijnlijk om te testen of zijn les was doorgedrongen: ‘Wie het eerste aan de overkant is, is gewonnen!’
Alle kinderen, op Robin na, spurtten de straat over. Zonder te kijken.
Ik zeg dit niet om op te scheppen – misschien was Robin gewoon niet goed aan het opletten. Maar het illustreert mijn punt wel mooi: als je vriendjes beginnen te lopen, loop je mee. Zonder na te denken.
In rustige, veilige situaties, met voorspelbare volwassenen die het goede voorbeeld geven, leert een kind veel sneller om even te wachten, opnieuw te proberen of bewuste keuzes te maken.
Samenwerking
Samenwerking gaat verder dan gewoon samen spelen. Het gaat ook over delen, onderhandelen, initiatief afwisselen, conflicten oplossen en rekening houden met wensen van anderen.
Neufeld en Maté benadrukken dat dit het best geleerd wordt in kleinere groepen, gemengde leeftijden en met begeleiding van volwassenen.
In grote, leeftijdsgebonden groepen zie je vaak juist competitie, hiërarchie en dominantie. Ook vormen van socialisatie, maar het is nog maar de vraag of die een goed effect hebben op de emotionele ontwikkeling.
Enfin ja, het is eigenlijk geen vraag. Natuurlijk niet.
Morele ontwikkeling
Je kent vast ook wel zo’n type: op het eerst gezicht charmant en vriendelijk, maar als je hem beter kent eigenlijk een onuitstaanbare hork. Of die collega die supergoed is in netwerken, maar zijn beloftes nooit nakomt.
Sociale vaardigheden op zich zijn dus niet genoeg, en dat geldt ook voor kinderen. Ze moeten ook leren wat juist is, verantwoordelijkheid nemen en respect tonen voor anderen.
Dat leren kinderen niet door naar een preek te luisteren of door straf te krijgen. En ze leren het ook niet van andere kinderen, want die staan zelf ook niet ver genoeg in hun leerproces.
Hoe dan wel?
Kinderen met een stabiele basis bij hun ouders ontwikkelen op een heel organische manier een kompas voor wat juist is. Door voorbeeldgedrag van volwassenen, die een essentiële rol hebben om sociale normen en waarden over te brengen. Door respect, zorg en eerlijkheid te zien in de mensen om hen heen.
En door te ervaren dat acties gevolgen hebben. Geen kunstmatige gevolgen zoals straf, maar natuurlijke consequenties: als je kind zijn vriendje slaat en dat vriendje heeft pijn, huilt en wil een tijdje niet meer met hem spelen, dan dringt de boodschap door. Omdat hij zelf ziet wat zijn gedrag teweegbrengt.
Identiteit en authenticiteit
Een laatste aspect van socialisatie is: wie ben ik, en durf ik dat te zijn in een groep?
Kinderen die zich veilig voelen, kunnen gewoon zichzelf zijn.
Zoals mijn jongste zoon, die zich als thuisonderwijskleuter met carnaval als koe verkleedde.
Als koe, ja. Ik weet ook niet wat hij daar leuk aan vond. Het was een schril contrast met de schoolkinderen die ik als superheld, roofdier of politieman voorbij zag wandelen.
Maar ik was wel blij. Want hij had helemaal zelf kunnen kiezen. Wat híj leuk vond. Zonder zich iets aan te hoeven trekken van het oordeel van anderen. Zonder te weten dat koeien misschien niet zo stoer zijn als Batman.
Het zal je niet verbazen, maar het ontwikkelen van identiteit en authenticiteit gebeurt het beste in stabiele, voorspelbare relaties met volwassenen. Niet in omgevingen waar constant presteren, vergelijken of je aanpassen noodzakelijk is. En waar een koe-kostuum waarschijnlijk belachelijk wordt gevonden. Zelfs als je nog geen vier bent.
Het grote misverstand over socialisatie
Oké, jij weet nu precies wat socialisatie is. Maar de meeste mensen gaan er nog steeds vanuit dat een kind heel veel bij andere kinderen moet zijn om zich sociaal goed te ontwikkelen. Zoals op school dus.
Daarom fronsen ze als je vertelt over thuisonderwijs. Want al die contacten op school vervang je toch niet met af en toe een speeldate?
Ik snap het wel, hoor. We gaan uit van wat we kennen. School ís de norm. En wat daarbuiten valt, dat roept vragen op.
Maar het punt is dat veel contact met leeftijdsgenootjes niet helpt bij de socialisatie.
Betekent dat dat er helemaal geen waarde zit in spelen met leeftijdsgenootjes?
Natuurlijk niet.
Omgaan met andere kinderen kan een verrijking zijn in het leven van je kroost. Alleen mag het contact met leeftijdsgenoten of peers nooit de plaats innemen van de hechting met ouders of andere betrouwbare volwassenen.
Maar daarover lees je meer verderop in dit artikel, als ik het heb over peer orientation.
Hoe leren kinderen het best socialiseren?
Volgens Neufeld, Maté en Holt zijn er drie voorwaarden voor echte socialisatie. En geen ervan heeft te maken met een klaslokaal vol leeftijdsgenoten.
Voorwaarde 1: veilige hechting aan hun ouders (Neufeld & Maté)
Ten eerste moeten kinderen veilig gehecht zijn aan hun ouders of verzorgers om zich gezond te ontwikkelen.
Dat betekent dat ze een stevige band hebben met hun ouders, en er het volste vertrouwen in hebben dat die er altijd zal zijn.
Denk aan een peuter op een speeltuin: hij is eerst even afwachtend, maar rent dan enthousiast naar het klimrek. Dan kijkt hij achterom of mama nog kijkt, klimt verder, en komt geregeld even terug. Om iets te tonen. Om getrootst te worden na een val. Of gewoon om weer even verbinding te maken.
Dát is veilige hechting: de vrijheid om te verkennen, met mama of papa als veilige basis.
Een veilig gehecht kind ontwikkelt spontaan empathie, zelfvertrouwen, sociale vaardigheden en zelfregulatie.
Voorwaarde 2: veilige omgeving (Neufeld & Maté)
Niet alleen de hechting moet veilig zijn – ook de dagelijkse situaties. Want een kind kan zich alleen sociaal ontwikkelen als zijn zenuwstelsel kalm is.
Voorwaarde 3: het echte leven (Holt)
Kinderen leren socialiseren door deel te nemen aan het echte leven: boodschappen doen, sportclubs, hobby’s, vrijwilligerswerk, interacties met buren, familie en volwassenen van verschillende leeftijden.
Socialisatie is dus iets dat vanzelf gebeurt als goed gehechte kinderen op een voor hen veilige manier in de echte wereld leven.
De échte wereld. Met buren, bakkers, kapsters, grootouders, peuters en tieners door elkaar. Waar mensen van alle leeftijden elkaar in verschillende sociale situaties tegenkomen.
Lijnrecht daartegenover staat de school.
Waarom scholen vaak tekortschieten
Ooit al eens goed rondgekeken op een speelplaats? Of gehoord met wat voor woordenschat schoolkinderen thuiskomen?
Mijn punt is eigenlijk al gemaakt, maar goed, het is mijn stijl niet om kort en bondig te zijn.
Wat ik wil zeggen: scholen kunnen niet bieden wat kinderen nodig hebben om goed te socialiseren. Sterker nog, wat ze wél bieden (heel veel contact met leeftijdsgenoten), werkt een goede socialisatie juist tegen.
Laat me de voorwaarden die ik hierboven noemde eens bekijken vanuit de schoolcontext.
Kinderen leren socialiseren via volwassen voorbeelden waar ze aan gehecht zijn
Eerst en vooral: een kind hecht zich aan mensen die er gewoon zijn. Die voorspelbaar reageren – niet de ene keer lachen om een grap en de andere keer zwaar geïrriteerd zijn. Die troosten als het nodig is, eerder gidsen dan commanderen en vooral: die een goed voorbeeld zijn.
Want kinderen kijken veel meer naar wat je doet, dan naar wat je zegt.
Een hechtingsfiguur kan in principe een leerkracht zijn. Maar in de praktijk draait het vaak anders uit.
Dat komt omdat verreweg de meeste klassen veel te vol zitten. Zelfs de meest betrokken leerkracht kan onmogelijk voor pakweg 25 kinderen tegelijk die stabiele hechtingsfiguur zijn. Een enkele persoon kán simpelweg niet genoeg emotionele afstemming bieden aan een hele klas.
En daardoor is de intensiteit van de relatie tussen een kind en een leerkracht sowieso vele malen minder intens dan die met de ouders.
Kinderen moeten zich veilig voelen om zich goed sociaal te ontwikkelen
Hoe je het ook draait of keert: een school is voor de meeste kinderen emotioneel gezien geen veilige plek.
Het is niet voor niks dat heel veel volwassenen af en toe nachtmerries hebben over school. Vergeten dat je een examen had. Te laat komen. In je blootje in de klas zitten. Je bent niet de enige, nee.
Gelukkig is het niet zo dat kinderen zich constant miserabel voelen op school – de meeste toch niet. Maar ze worden er wel constant geconfronteerd met prestatiedruk, pesten en sociale druk.
En die begint al vroeger dan je denkt.
De kleuterjuf van mijn middelste zoon Leon vertelde me eens dat de lievelingskleur van heel veel startende kleuterjongetjes roze is. Logisch natuurlijk: het is een felle, vrolijke kleur.
Alleen verandert die voorkeur bijna steevast binnen de paar weken. Want dan hebben die jongetjes van hun klasgenootjes geleerd dat ‘roze voor meisjes is’.
Zucht.
Ze zijn tweeëneenhalf en ze kunnen al niet meer authentiek zijn. Laat dat even bezinken.
En die groepsdruk heeft nog een ander nadelig effect: kinderen leren eerder om zich aan te passen, dan om zich echt in te leven in een ander.
Kinderen moeten deelnemen aan het echte leven om goed te socialiseren
Ook daar wringt bij scholen het schoentje. Volgens Holt creëren scholen een ongebruikelijke sociale omgeving die weinig lijkt op het echte leven.
Tenzij misschien op bejaardentehuizen, waar ook mensen samenzitten van ongeveer dezelfde leeftijd (al is de spreiding daar veel groter dan op school), om op gezette tijden te eten en activiteiten te doen. Maar of je dat als voorbeeld moet nemen…
In ieder geval ziet de rest van de maatschappij er helemaal anders uit. Nergens zitten volwassenen grote delen van de dag samen met leeftijdsgenoten en krijgen ze exact dezelfde taken voorgeschoteld.
Integendeel. In het echte leven doe je heel diverse dingen en heb je heel diverse sociale contacten. Denk maar aan je collega’s, je vrienden, je familie, de mensen van je sportclub en de groenteboer.
Kinderen krijgen op school de kans niet om daar ervaring mee op te doen.
In plaats daarvan moeten ze zich redden in een groep leeftijdsgenoten, die allemaal wedijveren voor aandacht van de leerkracht en een fijne plaats in de sociale rangorde. Ik hoef je niet te vertellen dat het sociale gedrag dat daaruit ontstaat niet meteen gezond is.
Peer orientation: het extra probleem van scholen
Alsof het allemaal nog niet erg genoeg is, is er in scholen nog een extra probleem: kinderen beginnen zich te hechten aan leeftijdsgenoten.
En dat klinkt misschien niet zo erg – vrienden zijn toch leuk? – maar dat is het eigenlijk wel.
Zoals ik hierboven al aangaf, is het voor een leerkracht zo goed als onmogelijk om een stabiele hechtingsfiguur te zijn voor een kind.
En dus nemen de klasgenoten – weliswaar onbedoeld – die rol op. Want zij zijn op school de meest directe sociale omgeving van een kind. Het is de groep waar het bijhoort, waar het speelt, en waar het snelle feedback krijgt.
En dat brengt een risico met zich mee, dat Neufeld peer orientation noemt.
Als kinderen te veel tijd doorbrengen in grote groepen met leeftijdsgenoten en met weinig individuele input van volwassenen, dan kunnen ze zich emotioneel en sociaal gaan richten op hun peers: ‘Wat vinden mijn vrienden belangrijk?’
Een voorbeeld: Mila van 10 komt thuis en wil opeens een bepaald merk schooltas. Niet omdat ze die mooi vindt, maar ‘omdat iedereen die heeft’. Ze begint zich te kleden zoals haar klasgenootjes, praat zoals zij, vindt dezelfde dingen belangrijk. Haar kompas verschuift van ‘wat vinden mama en papa’ naar ‘wat vindt de groep’.
Dat is peer orientation.
Kinderen beginnen kínderen te volgen in plaats van volwassenen. En dat is een probleem, want kinderen hebben volwassenen nodig als model, en als bron van veiligheid en sociale vaardigheden.
Hun klasgenoten kunnen vrienden zijn, maar ze zijn ongeschikt als opvoeders.
Voordelen van thuisonderwijs
Als je kijkt naar wat socialisatie echt betekent, wordt snel duidelijk dat thuisonderwijs door liefdevolle ouders een omgeving schept die veel beter aansluit bij de natuurlijke manier waarop kinderen volgens Neufeld, Maté en Holt sociaal leren.
Primaire hechting bij de ouder
De ouder blijft aanwezig als veilige basis, waardoor kinderen hun sociale en emotionele vaardigheden kunnen ontwikkelen zonder constante druk of competitie. Want thuis gaat het niet om de coolste boekentas, de beste punten of de mooiste kleren.
De verhouding kinderen-volwassenen is ook veel voordeliger dan op school. Je kunt als ouder de emoties van je kinderen beter helpen reguleren. Tenzij je zou kunnen meedoen met tv-programma’s over extreem grote gezinnen. Dan heb ik niets gezegd.
Secundaire veilige volwassenen
Neufeld benadrukt dat kinderen naast hun ouders ook nood hebben aan andere volwassenen die een veilige, ondersteunende rol spelen.
En dat kan prima met thuisonderwijs. Er is ruim de tijd voor grootouders, coaches, muziekleraren of buren om heel organisch bij te dragen aan sociale ontwikkeling zonder dat de kinderen onder sociale druk staan.
Het zijn rolmodellen waar een kind zich op een rustige, natuurlijke manier aan kan hechten. Ze bieden variatie, maar geen overweldigende sociale competitie.
Peers in gezonde proporties
Thuisonderwezen kinderen ontmoeten leeftijdsgenoten op hun eigen tempo, vormen diepere vriendschappen en hoeven zich niet constant aan te passen aan groepsdruk. Ze kunnen vrienden kiezen omdat ze écht klikken, niet omdat ze toevallig in hetzelfde jaar zijn geboren.
Zo krijgen kinderen die van nature eerder naar iets jongere of oudere kinderen neigen toch de kans om waardevolle vriendschappen te ontwikkelen.
Gemengde leeftijden en echte situaties
Holt benadrukt dat kinderen het meest sociaal leren in gemengde leeftijdsgroepen en echte situaties.
In het echte leven werken we als volwassenen ook altijd samen met mensen die ouder of jonger zijn, of andere rollen vervullen.
Thuisonderwijs herstelt dat natuurlijke sociale patroon. Het creëert contact met mensen van alle leeftijden en rollen, zoals tijdens boodschappen, sport, vrijwilligerswerk of hobby’s.
Volgens Holt hebben kinderen die niet naar school gaan vaak méér sociale ervaringen dan schoolkinderen. Ze hebben veel meer tijd om deel te nemen aan het echte leven en hun contacten zijn veel diverser.
Victor speelt geregeld met een vast groepje van zes kinderen van wie de leeftijden uiteenlopen van vier tot elf jaar. Ze spelen allemaal samen, elk op zijn of haar niveau.
Victor, die thuis veruit de jongste is, krijgt (en neemt) er de kans om af en toe een verzorgende rol op zich te nemen en de kleintjes te helpen. Maar evengoed luistert hij naar het advies van de oudste van de groep of gaat hij in gesprek met een van de moeders van de andere kinderen.
Kinderen leren communiceren met mensen van verschillende leeftijden en rollen, niet alleen met peers van exact dezelfde leeftijd. Ze leren echte sociale vaardigheden: luisteren, wachten op hun beurt, beleefdheid, flexibiliteit en reageren op wat iemand bedoelt, niet alleen op wat iemand zegt.
Veelgestelde vragen
Maar een kind heeft toch vrienden nodig?
Absoluut! Ik pleit hier niet voor een leven als kluizenaar, hoor. Andere kinderen zijn belangrijk voor plezier, spel en vriendschap.
Thuisonderwijs is niet hetzelfde als altijd thuis zitten bij mama. Thuisonderwijskinderen krijgen de ruimte om vrienden te kiezen die echt bij hen passen, niet alleen kinderen die toevallig in dezelfde klas zitten.
Maak je er geen sneeuwvlokjes van door ze zo te beschermen?
Ik wíst dat die vraag zou komen! En het antwoord is: nee joh, integendeel zelfs.
Een kind met een stevige basis durft juist meer. Vergelijk het met een kleuter op een speeltuin: hij is eerst even afwachtend vanaf mama’s schoot, maar rent dan enthousiast naar het klimrek.
Tegenover een peuter die wordt gedumpt bij het klimrek met ‘ga maar spelen’. Wie van die twee gaat er het meest ontdekken, denk je?
Is het niet saai en eenzaam zonder klas?
Nee. Kinderen leren in de echte wereld veel meer sociale vaardigheden dan in een klas. Ze onderhandelen, communiceren, lossen conflicten op, werken samen en ervaren de gevolgen van hun keuzes. Alles in context, niet in een kunstmatig klaslokaal waar je vaak niet eens mag praten met je buurman.
En eerlijk? Victor heeft meer vriendschappen, meer tijd voor hobby’s en meer ruimte om zichzelf te zijn dan ikzelf op zijn leeftijd. En ik ging wel naar school.
Hoe zit het met groepsactiviteiten?
Thuisonderwijs sluit groepsactiviteiten niet uit. Sportclubs, muzieklessen, scouts, buurtactiviteiten of workshops bieden kinderen sociale interactie in een veilige, begeleide context. Vaak rijker en diverser dan op school.
Onze kinderen doen aan sport in clubverband. Ze spreken af met vrienden. Ze gaan mee op uitstap met andere thuisonderwijsgezinnen. En ze functioneren prima in groepen – zonder dat ze zeven uur per dag in een klas moeten zitten.
Worden ze niet wereldvreemd?
Thuisonderwezen kinderen hebben juist meer contact met de echte wereld: verschillende leeftijden, echte situaties, diverse sociale contexten.
Ze weten misschien wel minder over welke YouTube-challenge momenteel hip is of welke sneakers je moet hebben om erbij te horen, maar dat heeft niets met socialisatie te maken. En ik vind het eerlijk gezegd eerder een voordeel dan een nadeel.
Victor doet gesprekjes met de caissière, de buurman en zijn judo-trainer. Robin en Leon kunnen hun mening geven in een gesprek met volwassenen. Dat is sociale ontwikkeling. Niet weten welke merk sportschoenen.
Kunnen ze later wel samenwerken in een team?
Samenwerken leren kinderen door het te doen, niet door in een klas te zitten. Sporten, samen een kamp bouwen en gezinstaken zijn allemaal oefening in teamwork.
Maar ze moeten toch leren omgaan met pesten en moeilijke situaties?
Een kind leert niet omgaan met pesten door gepest te worden. Het leert er vooral angst, wantrouwen of aanpassingsgedrag van.
Wat wél helpt? Een veilige basis en begeleiding van volwassenen bij conflicten. En conflicten komen er genoeg – bij sport, hobby’s, met vrienden. Ook als thuisonderwijskind is het leven niet altijd rozengeur en maneschijn. Het verschil is dat je als ouder kunt begeleiden in plaats van dat je kind zich alleen moet redden.
Veerkracht ontwikkel je niet door kinderen bewust in schadelijke situaties te plaatsen, maar door hen een stevig fundament te geven vanwaar ze de wereld aankunnen.
Conclusie
De inzichten van Neufeld, Maté en Holt komen samen in één duidelijk punt: kinderen floreren sociaal wanneer ze veilig zijn, zichzelf mogen zijn, en omringd worden door volwassen kompasfiguren in een rijke, diverse omgeving.
En thuisonderwijs ondersteunt dat allemaal. Het is niet sociaal beperkend, maar vaak juist een troef. Het geeft kinderen een stevige basis, een rijk netwerk van volwassenen en peers, gemengde leeftijden en echte, betekenisvolle ervaringen.
Kortom: het sluit perfect aan bij wat kinderen evolutionair, psychologisch en ontwikkelingsmatig nodig hebben om écht sociaal te worden.
Oh, en de volgende keer dat iemand vraagt naar de socialisatie? Dan kun je glimlachen. Want jij weet wat socialisatie écht betekent.
Herken je die vragen over socialisatie?
Die welgemeende bezorgdheid van familie. Die frons van de buurvrouw. Die subtiele twijfel in de stem van vrienden.
Na negen jaar thuisonderwijs weet ik precies hoe dat voelt. En ik weet ook dat een betoog over hechtingstheorie zelden het juiste antwoord is, hoe goed onderbouwd ook.
Wat doe je als oma voor de zoveelste keer begint over ‘maar hij mist toch zo veel’? Of als een vriendin voorzichtig vraagt of je kinderen ‘wel genoeg onder de mensen komen’?
In mijn ervaringsbundel deel ik wat wél werkt: concrete reacties die ik gebruik, welke valkuilen ik heb leren vermijden, en wanneer ik het gesprek gewoon níet voer. Geen theorie, maar praktijk. Van iemand die al die gesprekken al heeft gehad.
Want soms is een goed onderbouwd verhaal niet wat je nodig hebt, maar wil je gewoon weten wat je moet zéggen.
Wie zijn Neufeld, Maté en Holt eigenlijk?
Gordon Neufeld is een Canadese ontwikkelingspsycholoog die al decennia onderzoek doet naar hechting en kinderontwikkeling. Gabor Maté is arts en expert in trauma en stress. Samen schreven ze Hold On to Your Kids – een boek dat ik elke ouder zou aanraden.
John Holt was een Amerikaanse pedagoog en wordt gezien als een van de grondleggers van de homeschooling-beweging. Zijn boeken How Children Learn en Instead of Education zijn klassiekers.
Als je dieper wilt duiken in wat ik in dit artikel beschreef, zijn hun boeken een goed startpunt.
