Bart de pauw

Twee weken geleden streek hier een pauw neer op ons terras, dat hij prompt doopte met een drol. Waarop ik prompt in de Facebookgroep van onze gemeente vroeg wie er zijn pauw kwijt was. Niemand blijkbaar.

Intussen is hij al een keer of twee vertrokken naar verschillende buren, maar het is hier blijkbaar goed, want hij komt steeds terug. En dus gaven we hem een naam: Bart. Bart de pauw. Mijn idee.

Bart is rustig en best tam, en eet met plezier van ons kippeneten. Al heeft hij volgens Robin eigenlijk siervogeleten nodig, dus hopelijk wordt hij binnenkort niet grauw en grijs, want dat zou zonde zijn.

Want het is een práchtig beest, echt wel. Ik heb zelfs fotobewijs, met dank aan Robin:

Lieve lezers die denken dat het heel idyllisch is, zo’n statige pauw in je tuin die geregeld met zijn kleurrijke staart staat te pronken, zal ik helaas moeten ontnuchteren.

Want Bart staat bijna altijd met zijn minder kleurrijke gat naar het raam als hij zijn staart open zwiert, en aan die staartveren is aan de achterkant niet veel bijzonders te zien.

En verder heeft hij zich vanaf dag één een lievelingsplek uitgezocht om te slapen, helemaal op de nok van ons dak, zo’n drie meter boven ons bed. En uiteraard wordt Bart wakker bij het ochtendgloren, en laat hij dat graag meteen luidkeels aan iedereen weten, of die het nu wel of niet horen wil. Ik wil het alvast niet.

Ook overdag schreeuwt Bart te pas en vooral te onpas (het leidt Robin uiteraard af van zijn thuisonderwijs), en hij doet dat luid en vol overgave. Het wordt trouwens effectief schreeuwen genoemd, het dierengeluid van een pauw, zo wist Google me te vertellen. We leren weeral heel wat bij.

Google wist bijvoorbeeld ook dat pauwenhanen sowieso veel schreeuwen, vooral in de lente, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat ze willen paren, dat het gaat regenen of als reactie op andere geluiden, bijvoorbeeld van een Marcel die schel ‘Teeeejoooooooo’ roept (dat specifieke geluid vond ik niet via Google, maar dat is onze conclusie uit eigen empirisch onderzoek). Zucht.

Maar ik ga stoppen met klagen, want toen ik ‘Waarom schreeuwt een pauw?’ begon in te typen in Google, gaf hij na de eerste woorden meteen al de suggestie ‘Waarom schreeuwt mijn man tegen mij?’  Dus nu ga ik even dankbaar zitten wezen om mijn lieve Marcel, die helemaal nooit tegen mij schreeuwt, met Bart als vredig achtergrondgeluid. Het leven is mooi.

Dom, dommer, domst

Ik weet niet wat het is, maar zo vanaf een jaar of twaalf beginnen onze kinderen ons heel dom te vinden. Ook oud trouwens, en dik, en niet mee met onze tijd, en zeurderig. Maar toch vooral dom.

Zoals zo veel in een kinderleven, is het natuurlijk een fase, maar helaas is het niet gewoon even een paar weken of maanden doorbijten, zoals toen ze doorkomende tandjes hadden, of verlatingsangst of gewoon zonder aanwijsbare reden heel slechtgezind waren.

Nee nee, voor deze fase hebben we een lange adem nodig van blijkbaar toch minstens een jaar of drie, en dan ben ik nog heel optimistisch, want die drie jaar zijn voor Robin bijna om en het einde lijkt nog niet in zicht.

Twee derde van ons gezamenlijk nageslacht zit er nu dus middenin, maar ze gaan er elk op hun eigen manier mee om. De ene denkt de wijsheid in pacht te hebben en alles beter te weten dan wij, en als wij niet akkoord zijn, dan snappen we het gewoon niet of houden we geen rekening met belangrijke factoren, oenen die we zijn.

De andere zucht vooral heel veel, en rolt met zijn ogen, of kan zo heel ongelovig kijken, zich net niet hardop afvragend hoe het in godsnaam mogelijk is dat we zó dom zijn. Of net wel hardop, dat kan ook. Waarop ik dan vraag of hij wel zeker is dat hij van zo’n domme moeder thuisonderwijs wil krijgen, en hij dan repliceert dat ze op school nóg dommer zijn.

Ik vat het maar op als een verdoken compliment.

Ik zou lieve lezers die stiekem denken dat de tieners hier misschien wel gelijk hebben met hun bikkelharde oordeel over de intellectuele capaciteiten van hun ouders graag willen geruststellen dat het allemaal nog goed meevalt.

Toch wil ik voor de volledigheid graag een uitspraak van Marcel meegeven, die hij weliswaar gekscherend deed, maar die toch niet echt geholpen zal hebben om de jongens op hun ongelijk te wijzen.

‘Ik heb een idee! Anders zetten we Leon op pauze, en zetten we hem twee jaar op zolder. Daarna zal het wel beter zijn met hem.’

Leon fronste hoofdschuddend en antwoordde: ‘Als je mij op pauze zet, is er daarna niets veranderd, hè.’

Godzijdank hebben we ons nakomertje Victor nog, van wie de puberteit nog in geen velden of wegen te bespeuren is. Hij doet nog van alles waar Robin en Leon zich bijna plaatsvervangend voor schamen, zoals op schoot zitten, een handje geven tijdens het wandelen, en ’s morgens bij ons in bed kruipen, ons allebei aanraken met zijn zweethanden en dan zeggen: ‘Iedereen die ik aanraak, vind ik lief.’

En verder heeft hij nog ontzag voor ons voor de meest kleine dingen. Zo ook toen Marcel, nadat ze net samen hadden gedoucht en zich afgedroogd hadden, zei: ‘Doe maar een hemdje aan. Toen ik klein was, had ik altijd een wollen en een gewoon hemdje aan, en kijk maar naar wat er van mij geworden is.’

Ik weet niet wat Marcel precies qua respons verwachtte, want er is zo veel van hem geworden, maar het was niet de ‘een dikke penis!’ die hij te horen kreeg, met nog een wijzend vingertje en opgetrokken wenkbrauwen erbij ook. Ach ja, hij moet het er maar mee doen.

De geneugten van thuisonderwijs (of niet)

Ik ben elke dag opnieuw blij dat wij thuisonderwijs doen. Ik zie dat mijn kinderen gelukkig zijn. Ik hou van de levensstijl zonder dagelijkse rush. Het is oprecht fijn om zo veel vrijheid te hebben.

Tegelijkertijd word ik soms zo moe van mijn kinderen dat de optie internaat even door mijn hoofd flitst. Even maar, hoor, maar jongens toch.

Dat ligt (groten)deels aan Victor, die los van het thuisonderwijs het woord mama véél te vaak in de mond neemt, omdat hij iets wil vragen, hulp nodig heeft of iets wil tonen. Hij zit de laatste tijd in een goochelfase, en mijn god, laat die alstublieft snel voorbij zijn.

Het probleem is niet dat ik niet wil kijken naar de trucs van een beginnend goochelaar, het probleem is dat ik niet wil kijken hoe die beginnende goochelaar zijn trucs min of meer in de vingers krijgt.

Victor wil een truc opnieuw en opnieuw uitproberen terwijl ik erop sta te kijken en ik vrees dat mijn geduld zo ver niet reikt. Hij maakt ook domme beginnersfouten, zoals doorzichtige bekers gebruiken die de truc meteen ook doorzichtig maken, onnozel lachen op het moment dat hij iets onopvallends probeert te doen en dingen die zouden moeten verdwijnen kletterend op de vloer laten vallen.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat hij gisteren wel drie munten van zijn zuurgespaarde zakgeld echt geruisloos liet verdwijnen, en jajaja, ze waren écht verdwenen hoor, voor altijd weg, maar toch moest Robin daarna de zetel opheffen zodat hij ze kon recupereren.

Ten tweede is er Leon, die me wel goed gerust laat als hij vrij is, maar de thuisonderwijstijd die ik met hem samenzit, mja, die zou ik echt wel op een aangenamere manier kunnen besteden. Hij heeft volgende week examen geschiedenis en laat dat nu net zijn lievelingsvak niet zijn, zeg. Wat dan wel zijn lievelingsvak is, heb ik nog niet kunnen achterhalen, trouwens. Maar goed, er wordt hier dus gezucht en geblazen dat het niet uitmaakt hoe de sociale piramide van de Egyptenaren, Grieken en Romeinen eruit ziet. En dat het veel te veel is. En dat hij het al wel kan. En dat het saaiiiii is, bruh. Enfin, je kunt het je wel inbeelden.

En dan Robin nog, die vele malen gemotiveerder is dan zijn broer, al zou die daarop zeggen dat eender welk getal maal nul natuurlijk nul blijft. Maar ik vind echt wel dat Robin min of meer uit de lapzwansfase lijkt te zijn, en ik weet niet of hij er nog terug in gaat sukkelen dus ik probeer er maar van te genieten zolang het duurt.

Genieten is nu wel een groot woord. Want Robin is nogal een vermoeiend kind om thuisonderwijs aan te geven. Het gaat allemaal trager dan zou moeten, en dat komt niet omdat hij het niet snapt, maar wel omdat hij steeds maar opmerkingen heeft op de leerstof, die ofwel kritisch, ofwel belachelijk, ofwel een combinatie van beide zijn. Ik illustreer met een aantal voorbeelden:

– Toen het over irrationale getallen ging (voor de lieve lezer die begrijpelijkerwijs niet meer thuis is in de wiskunde van de tweede graad: dat zijn oneindige kommagetallen waarbij er geen herhalend deel (een zogenaamde periode) na de komma is), en ik als voorbeeld pi gaf, zei Robin: ‘We kunnen toch niet zeker weten dat er geen periode is bij pi, ah nee, want pi is oneindig. Misschien komt daar ooit wel ergens een periode in, hè.’

– Toen we chemie deden en ik even aanhaalde dat het woord oplossing in de chemie iets anders betekende dan in de wiskunde, kreeg ik de volgende bezwaarlijk intelligent te noemen opmerking te horen: ‘Er zijn gewoon te weinig letters en daarom moeten ze dezelfde woorden gebruiken voor dingen met een andere betekenis.’

– En nog eens tijdens chemie, toen even vermeld werd dat twee voorwerpen met dezelfde massa niet noodzakelijk hetzelfde volume hebben, ah nee, want een kilo pluimen neemt meer plaats in beslag dan een kilo lood, kwam er dit pareltje: ‘Misschien heeft dat wel hetzelfde volume hè, als je bijvoorbeeld die pluimen keihard bij elkaar duwt met een hydraulische pers.’

Enfin, door deze blogpost te schrijven, zijn mijn zenuwen weer wat gekalmeerd. Eens vragen aan Victor of hij niet een nieuwe truc heeft om te tonen.

Tamelijk zwak

Hoewel Marcel en ik op vele vlakken bijzonder goed overeenkomen, zijn onze persoonlijkheden toch best verschillend.

Hij doet gerust een praatje van een half uur met een fruitverkoper aan de kant van de weg die hij van haar noch pluim kent. Ik heb een serieus broertje dood aan small talk.

Hij trekt zich niets aan van wat andere mensen over hem denken. Ik schaam me soms in zijn plaats. Ge kunt er echt nergens mee komen.

Hij is eerder maximalistisch en houdt dingen graag bij voor het geval ze ooit nog eens van pas komen. Ik wil enkel houden wat we echt gebruiken of waar we blij van worden, en de rest mag wat mij betreft opbranden (of nee, oké, opgehaald worden door wie er echt nog iets mee doet, dat zou uiteraard beter zijn).

Hij moet spullen in het zicht zien liggen of hij vergeet ze gewoon. Ik wil alles in gesloten kasten, zodat mijn omgeving rust uitstraalt.

En verder is hij blij als een project grotendeels afgewerkt is, terwijl ik me pas echt voldaan voel als het echt helemaal klaar is en van het to-dolijstje afgestreept kan worden.

Begrijp me niet verkeerd, lieve lezer, het is absoluut niet mijn bedoeling om Marcel hier in een kwaad daglicht te stellen. Mijn persoonlijkheid is niet beter dan de zijne, we zijn gewoon anders. En tja, daardoor ontstaan er af en toe wel lichte ergernissen, zowel van zijn als van mijn kant.

En soms ook van ergens helemaal anders, want de laatste lichte ergernis kwam uit het kamp van Robin, die de verlengkabel die dwars door zijn kamer richting Victors nestje loopt intussen grondig beu is. Om die weg te krijgen, moet de elektriciteit in en rond het nestje afgewerkt worden, iets waar ik ook wel blij van zou worden.

Elektriciteitswerken zijn toevallig een van Marcels specialiteiten en dus zou dat klusje een fluitje van een cent moeten zijn, maar hij deelde ons fijntjes mee dat hij er helemaal nog niet mee kon beginnen, want hij moest daarvoor langs de zolder en daar stonden heel wat dozen in de weg.

Aha! Nu kan ik behalve mentale steun bieden niet veel doen aan die elektriciteit, maar met dozen op zolder weet ik wél raad. We haalden ze naar beneden en vonden het volgende, allemaal uit de tijd van voor ik bij Marcel kwam wonen en waarvan ik geen idee had dat we het in huis hadden:

– kinderspeelgoed, spelletjes en puzzels van Marcels oudste zonen;
– een hele reeks sprookjesboeken met bijbehorende cassettes;
– schoolboeken, schriften en toetsen van Marcels middelbare schooltijd;
– Marcels oude legertenue;
– oude paperassen van de zaak.

Ik maakte een vriendin heel blij met de sprookjesboeken en cassettes en met het gros van Marcels oude legerkleding. Marcels grote zonen waren niet geïnteresseerd in hun oude speelgoed en Victor ook niet op een dingetje na,  dus dat kon samen met de spelletjes en de puzzels naar de kringloopwinkel. De rest kon bijna allemaal rechtstreeks in de papiercontainer. Zalig.

Ongeveer het enige wat bleef, waren Marcels schriften en toetsen van lang geleden, waar hij graag nog eens naar kijkt, ook al staat er op verschillende toetsen de quotering ‘TZ’, wat volgens hem ‘tamelijk zwak’ betekent (en dat kan ook wel, als je de toetsen bekijkt).

Dat alleen al maakte het de moeite waard om al die papieren te overlopen, want ik heb er intussen een gewoonte van gemaakt om ‘tamelijk zwak’ tegen Marcel te zeggen als er iets niet helemaal goed gaat. Hèhè.

Maar los daarvan hebben we weer een hele stap gezet in het ontrommelen van ons huis, en is de plaats op zolder waar Marcel moet zijn voor de elektriciteitswerken intussen prima toegankelijk. Ik sta alvast klaar om mentale steun te bieden.

Victors nestje

De vele trouwe lezers van mijn blog (hèhè) herinneren zich vast nog dat we hier twee zomers geleden een kamerwissel deden, waardoor we nu allemaal boven slapen. Dat is voor veel mensen blijkbaar niet wenselijk (of dat hoor ik toch geregeld), maar wij vinden het net fijn om niet te ver van onze kinderen te slapen.

We hebben boven drie slaapkamers, wat zo net iets te weinig lijkt als je er twee volwassenen, twee tieners en een kind te slapen moet leggen.

Gelukkig sliep dat kind maar wat graag bij zijn ouders, dus echt een probleem was dat niet.

Merk het gebruik van de onvoltooid verleden tijd op in de vorige zin.

Want Victor begon zo eind vorig jaar toch stilaan naar een eigen plek te vragen, en om eerlijk te zijn vroeg Marcel zelfs al wat langer naar een eigen plek (gelukkig mocht ik daar dan nog wel bij).

Ja oké, zou je kunnen denken, jullie oude slaapkamer beneden is toch vrij, dan moet er maar iemand naar daar verhuizen. Maar ja,  Robin en Leon wilden helemaal niet van kamer veranderen, en Victor meteen op een andere verdieping leggen, nee, dat was niet alleen voor hem meer dan een stap te ver.

Marcel zou Marcel niet zijn als hij niet met een lumineus idee kwam waar iedereen gelukkig van werd. En deze keer kwam hij zelfs met een idee dat praktisch en financieel haalbaar was.

Want ‘boven het trapgat is toch nog plaats, daar kunnen we toch een soort minikamertje maken voor Victor?’



Enfin, om een lang verhaal kort te maken, maakte Marcel met een kameraad een platform op een stevig metalen frame, dat rust op verankerde kasten die hoog genoeg zijn zodat onze lange zwik Robin ook nog de trap op en af kan zonder zijn hoofd steeds in te moeten trekken.

Er werd een muurtje van meubelplaat vastgemaakt, en om het geheel wat open en licht, maar toch veilig te maken, werd aan de overige zijkanten een stevig net voorzien.

Victor koos intussen met veel zorg en enthousiasme nieuw beddengoed, een mini-nachtkastje, een klokje en een nachtlampje uit, et voilà:

Victor is er heel blij mee, en slaapt er als een roos tot ’s morgens, om dan nog even in het grote bed te kruipen om nog wat verder te slapen/heerlijk te knuffelen/zeurderig te vragen wanneer we gaan opstaan (hij durft niet alleen beneden te zijn).

En ja, het is maar simpel en minimalistisch, maar hé, daar hou ik net van, en ook Victor vindt het prachtig. Voor zijn persoonlijke spullen heeft hij voorlopig in de living een plekje, en later krijgt hij een van de kasten onder zijn nestje te zijner beschikking.

En ja, het is ook heel klein, maar hij kan er nog net in staan, dus hij moet niet zeuren, vinden we. En verder dient het niet om in te spelen (daar heeft hij sowieso geen interesse in), maar om in te slapen, en daarvoor is het meer dan groot genoeg. En hoe gezellig is het, zeg. Robin heeft zelfs bijna nog getwijfeld om met Victor te wisselen van kamer. Bijna.

Verder gebiedt de eerlijkheid me te zeggen dat het nog niet helemaal klaar is. Zijn nachtlampje heeft nog geen stroom, en de ladder om erop te geraken is nu nog de metalen trapladder van Marcel, maar die wordt hopelijk binnenkort vervangen door een mooie, houten molenaarstrap. En waarschijnlijk komen er op termijn nog gordijntjes voor wat meer privacy. Als hij daar zelf naar begint te vragen.

Lieve lezers die zich zorgen maken dat Victor het de rest van zijn jeugd zal moeten doen met deze soort van Harry Potterkast maar dan boven de trap, kunnen op hun twee oren slapen. Ik ga ervan uit dat er wel een Chinese vrijwilliger te vinden zal zijn om beneden te gaan slapen zodra hij niet meer blij is met zijn nestje. Maar dat zien we dan wel weer.

Vergane schepen

Al bijna hun hele kindertijd gaat het bij alle drie mijn kinderen zo: ze krijgen interesse in iets, verliezen zich er helemaal in en zijn dan niet te stoppen. Ze lezen erover (of wensen erover voorgelezen te worden), kijken filmpjes, stellen oneindig veel vragen, en vertellen en vertellen en vertellen erover tot je hen verbiedt om er nog een woord over te zeggen omdat je anders niet meer voor jezelf instaat. Jezus toch.

Robin heeft bijvoorbeeld een kippenfase gehad, en later ging het over honden, pompoenen, het menselijke lichaam, konijnen, opnieuw kippen, Tesla, Usain Bolt, fotografie en nu weer kippen.

Bij Leon waren het onder andere treinen, de ruimte, Harry Potter, hoe je een Rubik’s Cube oplost, topografie, communisme en nu is schaken al wat de klok slaat.

En bij Victor is het heel lang de politie geweest (trouwe lezers van mijn blog herinneren het zich vast wel), en verder ook de ruimte, snelle auto’s, en vliegtuigen, liefst neerstortende dan nog.

En sinds een maand of drie is het schepen, maar dan alleen schepen die vergaan zijn, het luguber kind toch weer. Hij wil er echt alles over weten, zoals de afmetingen van het schip, het bouwjaar, het aantal passagiers, wanneer het gezonken is, wat de oorzaak was, hoe het zinkproces precies verlopen is, hoe lang het duurde, hoeveel doden er waren en nog veel meer.

Gelukkig zijn er heel wat scheepsrampen verfilmd, en van minstens eentje zijn er zelfs live beelden, en dus is YouTube een fijne bron van zinkscènes.

Je kan het wellicht al raden, lieve lezer, maar de Titanic is zijn favoriet. En dus heeft hij van Lego een schaalmodelletje gebouwd dat op dezelfde plek kan breken als de Titanic deed toen die zonk. En natuurlijk maakte hij er ook een ijsbergje bij, ah ja.

En dan tijdens zijn spel, hij kan er uren mee bezig zijn, zingt hij echt elke keer uit volle borst My Heart Will Go On van Celine Dion in zijn Engels met heel veel haar erop. Want dat liedje is, raar maar waar, heel vaak de achtergrondmuziek van de YouTube-filmpjes die hij kijkt.

Ook terwijl ik deze blogpost schrijf, zit Victor naast mij te zingen. Het is een wonder dat ik iets uit mijn toetsenbord krijg.

Al heeft het ook wel voordelen, hoor, zo’n zingend kind de ganse tijd. Het brengt bijvoorbeeld echt leven in huis, al was hier eigenlijk al wel leven genoeg.

Maar ik ga wel weten wat te zeggen tegen de onderwijsinspectie volgende keer, als ze vragen wat die onartistieke cultuurbarbaar van een kind van mij in godsnaam doet voor muzische vorming. Aha!

En verder betekent dat vele zingen voor mij ook dat hij blij is, en dat is toch een fijne gedachte, die ik ook met Leon deelde toen die gisteren zijn beklag deed over Victors niet aflatende gezang.

‘Hij wel ja, maar iedereen rond hem niet meer!’

We troosten ons maar met het feit dat hij een betere zangstem heeft dan zijn vader. Het had echt véél erger kunnen zijn.

Ongemotiveerde lapzwanzerij

Empathisch als ik ben, hoop ik dat er niet te veel lieve lezers zijn die steeds reikhalzend uitkijken naar een nieuwe blogpost, want dan zaten die dit jaar al serieus op hun honger en ik heb er niet eens een goed excuus voor (een slecht ook niet).

Enfin ja, ik heb niet veel tijd, hè. Met drie kinderen in thuisonderwijs en dan ook nog mijn werk, dat eeuwige huishouden en YouTube bingen… Wanneer moet een mens nog bloggen? Ik zal mijn prioriteiten eens moeten bijstellen.

Vooral dat thuisonderwijs neemt heel veel tijd in beslag. Gelukkig kunnen Robin en Leon wel een aantal dingen samen doen, al loopt dat niet altijd van een leien dakje. Ofwel zit er ene te dicht met zijn voeten bij de andere, zegt iemand al dan niet moedwillig het antwoord voor (Robin!) of worden er winden of boeren gelaten (ik laat in het midden wie daar quasi altijd schuldig aan is, al kan ik wel verklappen dat ik het niet ben).

Het thuisonderwijs gaat, zoals zovele dingen, met ups en downs en de laatste tijd zitten we niet bepaald in onze beste periode. Ik weet ook niet waar het aan ligt, maar de motivatie bij zowel de leerlingen als de leerkracht hier, is bij momenten ver te zoeken.

Robin is nog mijn meest gemotiveerde kind, al is dat momenteel geen heuse prestatie, maar oké, ik klaag niet. Marcel en ik maken elkaar zelfs wijs dat we het ergste van zijn puberteit al achter de rug hebben, wat met zijn veertien en een half wellicht onwaarschijnlijk is, maar laat ons alstublieft in de waan, lieve lezer, het is zo al moeilijk genoeg.

Victor is van mening dat hij nu wel juist genoeg kan schrijven zeg, dus waarom in godsnaam nog verder oefenen, pffff, moet dat echt? Ja, kind.

En dan Leon nog, die werkelijk geen enkel nut ziet in geen enkel van de vakken waar hij nog examen voor moet afleggen, en je gaat het niet geloven, maar de vakken waarvoor hij al examen gedaan heeft, daar zag hij ook het nut al niet van in. Gelukkig zijn zijn resultaten tot nu toe meer dan behoorlijk en hoeft hij ze niet opnieuw te doen.

Ik ben zelf niet echt te vinden voor examens en punten en vooral de invloed daarvan op het leren van kinderen (en dan druk ik me nog zacht uit), maar examens horen er nu eenmaal bij als je thuisonderwijs doet (in het merendeel van de scholen natuurlijk ook). En ja, ik wil ook wel dat ze uiteindelijk hun diploma secundair onderwijs halen, om dan liefst ook leergierig en vol interesse het hoger onderwijs door te huppelen, want met hun handen werken zit er hier écht niet in.

Thuisonderwijskinderen zijn verplicht om op de leeftijd dat ze normaal in het zesde leerjaar zouden zitten een reeks examens af te leggen om het getuigschrift basisonderwijs te halen (dat is voor onze Victor van zeven nog ver weg), en daarna om de examens van de eerste graad secundair onderwijs te doen, via de examencommissie in Brussel. En daar is Leon dus mee bezig.

Ik vond zelf de examenperiodes in het secundair onderwijs nog wel oké. Je had steeds een namiddag vrij om het examen van de dag erna te studeren, en voor mij was dat altijd ruim voldoende, al beweer ik niet dat die leerstof ook in mijn lange termijngeheugen geraakte. De namen van de verschillende soorten wolken, wanneer je de subjonctief in het Frans ook alweer moet gebruiken of hoe je in godsnaam een integraal oplost? Ik zou het begot niet meer weten, maar ik leer het wel weer opnieuw met mijn kinderen nu. Ik kijk er al naar uit, zeg.

In ieder geval werkt de tactiek om vlug de dag voor het examen alles te leren niet voor de examencommissie, want het gaat steeds over leerstof van een hele graad, en die krijg je niet eens overlopen in die tijd. Dus idealiter zou Leon goed op voorhand bekijken wat en hoeveel hij precies moet leren, om die grote brok leerstof dan te verdelen over de tijd die hij nog heeft tot het examen, uiteraard ook nog tijd vrijhoudend voor broodnodige herhaling. Ja toch?

Zo gaat het dus niet. Gelukkig weet ik dat plannen sowieso nog moeilijk is voor pubers vanwege hun totaal onderontwikkelde prefrontale cortex, en voor pubers als Leon, die in een ongemotiveerde lapzwansfase zitten, is het dus helemaal niet te doen. Ik ben dus al blij dat hij ongeveer doet wat ik hem vraag, laat ons het daarop houden.

En natuurlijk zal hij ook moeten leren plannen, maar ik ga dat uitstellen tot hij in een andere fase zit. Want ooit gaat die wel komen, hoor. Ja toch?

Tandenleed

In september ging ik voor een halfjaarlijkse controle naar de tandarts, en die wist me te vertellen dat alles er prima uitzag, maar dat ze toch nog een foto wou maken, want dat was alweer zo lang geleden.

Zo gezegd, zo gedaan, en miljaar, ze ontdekte een klein gaatje in een van mijn wijsheidstanden, onder het tandvlees, en daar kon ze niet aan en dus moest die tand eruit. Shit zeg.

De tandarts verwees me door naar een kaakchirurg, want ze ging de tand niet zelf trekken, hoor. Maar ik moest me geen zorgen maken, want het zag er goed uit op de foto en ze verwachtte geen problemen.

Maandagochtend was het dan zover. De kaakchirurg was erg vriendelijk en beaamde dat het een klusje van niks werd. ‘Ik ga u zachtjes verdoven en dan heel zachtaardig de tand trekken’. Een man naar mijn hart dus. Al neuriede hij wel de hele tijd tijdens de procedure, en ik wist niet of ik dat aandoenlijk of psychopathisch vond. Ik weet het eigenlijk nog altijd niet.

Maar eerlijk is eerlijk, het trekken zelf viel goed mee. Wel wat niet erg zachtaardig gewrik aan mijn onderkaak waar mijn kaakgewricht niet blij mee was, maar oké, niets om bang voor te zijn, en het was ook zo voorbij.

Allemaal vlot gegaan dus, hoera, en volgens het inlichtingenblad dat ik kreeg, kon ik twee à vijf dagen last of pijn verwachten, afhankelijk van hoe gecompliceerd de ingreep was geweest. Twee dagen dan hè, voor dit klusje van niks.

Ze hadden me goed liggen, zeg.

Ik ga hier niet beweren dat ik superstoer ben en een hoge pijngrens heb, want dat zou echt flagrant liegen zijn.

Maar dat Robins aft meer pijn deed zoals hij zelf beweerde, dat kan écht niet. En dat ik ondanks vlijtig ijs op mijn wang te hebben gelegd vanaf de tweede dag asymmetrische hamster werd genoemd door mijn gezinsleden, is toch wel een bewijs dat ik niet gewoon de dramaqueen uithing hè zeg.

Enfin, praten deed pijn, lachen deed pijn, eten deed pijn, gewoon niks doen deed pijn en tandenpoetsen deed echt veel pijn. En nee, dat was na twee dagen niet over, en na vijf dagen ook niet.

We zijn nu dag zeven en het gaat sinds gisteren een stuk beter. Tot grote vreugde van mijn gezinsleden babbel ik intussen weer naar hartenlust en kan ik ook weer flauwtjes lachen met hun geweldige grappen. De zwelling is zo goed als weg, eten lukt als ik voorzichtig blijf (aan de andere kant) en gaat niet meer zo belachelijk traag, en ook tandenpoetsen gaat steeds beter. De pijn is geëvolueerd naar een zeurderig gevoel, dat ik als last zou omschrijven.

Gelukkig stond die last me vandaag niet in de weg om de keuken en de living op te ruimen, een was weg te werken, een tekening te maken en deze blogpost te schrijven. En nu heb ik zelfs nog energie over, zeg. Ik zal eens vragen aan het ziekenhuis of ik hun inlichtingenblad mag herschrijven.

Kinderpraat

Bij het opruimen vond ik onlangs een schriftje terug waarin ik als prille en uiterst trotse moeder nauwgezet Robins ontwikkeling bijhield.

Dat is veel moeite geweest voor bijna niks, want bijzonder interessant was het niet om te lezen dat Robin rond twee maanden zijn handjes in zijn mond begon te steken, rond vier maanden bellen blies met zijn speeksel en rond vijf maanden per ongeluk van buik naar rug kon rollen.

Grappiger waren zijn uitspraken. Toen hij net twee was, zei hij eens ‘Niks van!’, terwijl hij een speelgoedje voor babybroer Leons neus weggriste. Op die leeftijd zei hij ook kippeboe in plaats van kiekeboe en eier in plaats van uier. En vroeg hij eens of ik ook een eier had, maar daar ga ik niet over uitweiden.

Van Leon heb ik ook nog wel wat bewaard, bijvoorbeeld dat die bijna een jaar lang enthousiast ‘zes!’ antwoordde op eender welke vraag, óók als je naar een vierkantswortel of aftreksommen over de brug vroeg. En dat ik hem als kleuter IKEA hoorde zeggen bij het opzeggen van het alfabet. Nadat hij vol trots had verkondigd dat hij tot twintig had getollen. Enfin, ik ga stoppen over Leon, want hij gaat dit al niet graag hebben.

Die arme Victor moet het helaas doen met wat ik over hem nog uit mijn geheugen kan graven, wat helaas niet echt om over naar huis te schrijven is.

Maar gelukkig heb ik intussen al ruim twee jaar een blog, waarin ik onder andere aparte uitspraken grondig kan documenteren.

Zo ook in deze blogpost.

Onlangs moest Marcel een dagje naar een klant. Hij was ’s morgens heel vroeg vertrokken, lang voor wij uit onze nest rolden.

De kinderen zijn uiteraard enorm gehecht aan die lieve Marcel, en Robin uitte al vlug zijn ongenoegen door klaaglijk ‘Waarom heeft papa ons verlaten?’ te vragen. Victor deed er later nog een schepje bovenop met ‘Ik weet al niet meer hoe papa eruit ziet’. Ik weet ook niet van wie ze dat gevoel voor drama hebben.

Over drama gesproken, een paar dagen voor mijn verjaardag vorige week, zei Robin: ‘Mama, je wordt al bijna 39. You’re getting old. Soon, you’ll be dead.’


Leon is wat droger dan de andere twee, en ook gewiekster. Zo luisde hij Victor er onlangs in met de volgende vraag:
‘Victor, wie heeft het meeste chromosomen, jij of ik?’
-‘Ikke!’

Je ziet, lieve lezer, ook als ze de kleutertijd voorbij zijn, blijven kinderen een bron van vermaak. En ook een bron van heel wat andere dingen. Maar dat is stof voor een volgende blog.

Konijnen

We hebben hier een grote dierenvriend in huis (Robin), maar omdat Marcel zo belachelijk allergisch is aan alles waar een beetje haar op staat (behalve mensen dan), hebben we geen huisdieren.

Maar tuindieren des te meer. Enkel kippen en konijnen, maar dan wel veel. Ik zou zelfs durven stellen dat het er té veel zijn, maar ik doe het maar niet, want anders gaat de dierenvriend op zijn paard zitten. Want die zou er zelfs nog wat dieren bij willen hebben. Een huisvarken bijvoorbeeld, want dat heeft niet veel haar, maar omdat we het gevoel hebben er al een te hebben (ik noem geen namen), komt dat er niet in.

Maar goed, de dieren die we hebben, mogen wel blijven, daar doen we niet moeilijk over. Maar genoeg is echt wel genoeg.

Het lijkt moeilijk te geloven als je onze bende konijnen ziet, maar we begonnen ooit met één gecastreerd konijn. Even later kwam het vrouwtjeskonijn van de buren erbij, want dat was eenzaam, maar de buren dachten dat ze te oud was om nog kleintjes te krijgen.

Dat dáchten ze.

Toen we een paar weken later even een mannetjeskonijn te logeren hadden, bleek dat fout gedacht. Enfin ja, daar kwamen we achter toen dat mannetjeskonijn al een tijdje weer thuis was. En ik geef het toe, een slimme zet was het sowieso niet om die konijnen samen te zetten.

Gelukkig hadden we even tijd om een tweede hok te voorzien, want de kleintjes waren pas vruchtbaar vanaf zes maanden.

Dacht Robin.

Maar hij had zich bij het opzoeken vergist van ras, en het bleek bij die van ons vier maanden te zijn. Nieuwe kleintjes dus.

Uiteraard lieten we ons geen tweede keer vangen, en we zorgden er ruim op tijd voor dat de mannetjes en vrouwtjes strikt gescheiden zaten. Bij de vrouwtjes zat geen enkel konijn met ballen.

Dachten we.

Ik had ooit een leraar die geregeld ‘je moet niet denken, je moet nádenken’ zei. Hij had toch wel een punt.

Want de secundaire geslachtskenmerken van een van de mannetjes ontwikkelden blijkbaar wat later dan die van de andere, dus die zat bij de verkeerde groep en maakte daar helaas dankbaar gebruik van. Weer kleintjes dus.

Enfin, intussen zitten ze al een hele tijd juist gescheiden, maar toch was het afgelopen lente wéér prijs, toen een vrouwtje wist te ontsnappen, na twee uur teruggevonden werd door Robin aan de rand van het bos bij onze tuin, en in die korte tijd een wilde konijnenvriend met benefits had weten te vinden.

Half wilde babykonijntjes zijn ook lief, hoor, daar niet van. Maar toch.

Ik weet niet precies hoeveel konijnen we intussen hebben (een stuk of vijftien, denk ik, er zijn er ook een aantal gestorven), maar meer dan genoeg, dat kan ik wel zeggen.

En natuurlijk kunnen er geen weg ter adoptie, want Robin heeft de meeste zo ongeveer eigenhandig grootgebracht en is aan allemaal erg gehecht. En ze mogen ook niet in een stoofpotje met pruimen, dat heeft Marcel al vaak genoeg gevraagd.

Hoe leuk Robin het ook vindt om veel dieren te hebben, als je er veel hebt, dan is de kans natuurlijk groter dat er af en toe iets scheelt met een ervan.

Zo ook gisteren. Konijn Bert was niet erg levendig en wou opeens niet meer eten, wat bij konijnen vlug gevaarlijk kan zijn. Marcel had er tegen Berts zin toch wat eten ingeduwd, en had het buikje gemasseerd, maar we zagen niet echt verbetering.

Ik las online dat we de dierenarts moesten inschakelen als hij de dag nadien nog altijd niet zelf wou eten en informeerde Robin, die met een blik vol paniek reageerde met: ’Maar morgen is hij DOOD!’

Zuchtend belde Marcel onze dierenarts om advies, maar die was op familieweekend en kon niet veel doen, behalve zeggen dat het niet zeker was dat Bert erdoor zou komen. Marcel gaf die boodschap eerst zo door aan mij, en even later aan Robin, maar dan een beetje anders verpakt: ‘Waarschijnlijk zal hij het niet overleven.’

Enfin, de dierenarts gaf ook nog de naam door van een andere dierenarts, die niet opnam, maar we kregen toch nog een professional te pakken, die adviseerde Bert een pijnstiller te geven (die we gelukkig nog in huis hadden) en om dan tot vandaag af te wachten en te komen als hij dan nog steeds niet zelf at.

Gisterenavond begon konijn Bert weer te eten en werd hij duidelijk energieker. Lieve lezers die denken dat Robin dan wel gerustgesteld zal zijn geweest, tja, die zijn mis, hè.

Ik citeer:
‘Denk jij dat Bert morgen nog leeft?’
‘Denk je dat Bert de nacht gaat doorkomen?’
‘Hoeveel procent zeker is het volgens jou dat Bert dit gaat overleven?’
‘Het is wel heel zielig voor zo’n jong konijn als Bert om misschien al dood te gaan, hè.’
‘Ik heb echt veel stress, want Bert is heel heel ziek.’
‘Denk jij dat Bert morgen genezen gaat zijn?’
‘Mogen we het advies van de dierenarts wel zomaar vertrouwen?’

En dat zei hij dus allemaal nádat Bert weer at en flink bewoog. Maar ik ben geduldig en begripvol kunnen blijven, goed hè.

En vandaag huppelt Bert weer rond alsof er niets aan de hand is en schrokt hij alles op wat je hem voorhoudt. En Robin ook 😉 .